10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation

Geven (to give) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Present continuous, indicative mood)

Geven (to give) - Verb conjugation and exercises

Geven - Conjugation of to give in Dutch: Conjugation table, examples and exercises in the present continuous, indicative mood tense (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Present continuous, indicative mood)

All conjugations and tenses: Geven (to give) - Verb conjugation and exercises

Syllabus: Dutch lesson - Adres en contactgegevens (Address and contact details)

Conjugation of to give in Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
(ik) geef I give
(jij) geeft / geef you give
(hij/zij/het) geeft he/she/it gives
(wij) geven we give
(jullie) geven you give
(zij) geven they give

Example phrases

Dutch English
Ik geef je mijn telefoonnummer. I give you my phone number.
Jij geeft de postcode aan de vrouw. You give the postcode to the woman.
De man geeft het e-mailadres door. The man passes on the email address.
Wij geven het huisnummer aan de politieagent. We give the house number to the police officer.
Jullie geven het contact op de universiteit. You provide the contact at the university.
Zij geven de geboortedatum door. They provide the date of birth.

Exercise: Verb conjugation

Instruction: Choose the correct form.

Show translation Show answers

geef, geeft, geven, <strong>geef

1.
Ik ... je mijn telefoonnummer.
(I give you my phone number.)
2.
Jij ...t de postcode aan de vrouw.
(You give the postcode to the woman.)
3.
Jullie ... het contact op de universiteit.
(You provide the contact at the university.)
4.
Wij ... het huisnummer aan de politieagent.
(We give the house number to the police officer.)
5.
De man ... het e-mailadres door.
(The man passes on the email address.)
6.
Zij ... de geboortedatum door.
(They provide the date of birth.)