10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation

Haten (hate) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Present continuous, indicative mood)

Haten (hate) - Verb conjugation and exercises

Haten - Conjugation of Hate in Dutch: Conjugation table, examples and exercises in the present continuous, indicative mood tense (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Present continuous, indicative mood)

All conjugations and tenses: Haten (hate) - Verb conjugation and exercises

Syllabus: Dutch lesson - Kleuren (Colours)

Conjugation of hate in Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
(ik) haat I hate
(jij) haat/haat you hate/hates
(hij/zij/het) haat he/she/it hates
(wij) haten we hate
(jullie) haten you hate
(zij) haten they hate

Example phrases

Dutch English
Ik haat de kleur zwart op mijn trui. I hate the colour black on my jumper.
Jij haat de gele kleur van die jas. You hate the yellow colour of that coat.
Hij haat de roze bloemen in de tuin. He hates the pink flowers in the garden.
Wij haten de grijze lucht vandaag. We hate the grey sky today.
Jullie haten de oranje sokken, toch? You hate the orange socks, right?
Zij haten de blauwe bril van de man. They hate the man's blue glasses.

Exercise: Verb conjugation

Instruction: Choose the correct form.

Show translation Show answers

haat, haten

1.
Ik ... de kleur zwart op mijn trui.
(I hate the colour black on my jumper.)
2.
Jij ... de gele kleur van die jas.
(You hate the yellow colour of that coat.)
3.
Hij ... de roze bloemen in de tuin.
(He hates the pink flowers in the garden.)
4.
Wij ... de grijze lucht vandaag.
(We hate the grey sky today.)
5.
Jullie ... de oranje sokken, toch?
(You hate the orange socks, right?)
6.
Zij ... de blauwe bril van de man.
(They hate the man's blue glasses.)