10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation

Schenken (to give (as a gift)) - Onvoltooid toekomende tijd (OTTk), aantonende wijs (Future perfect, indicative mood)

Schenken (to give (as a gift)) - Verb conjugation and exercises

Schenken - Conjugation of to give (as a gift) in Dutch: Conjugation table, examples and exercises in the future perfect, indicative mood tense (Onvoltooid toekomende tijd (OTTk), aantonende wijs).

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk), aantonende wijs (Future perfect, indicative mood)

All conjugations and tenses: Schenken (to give (as a gift)) - Verb conjugation and exercises

Syllabus: Dutch lesson - Vrienden bezoeken (Visiting friends)

Conjugation of to give (as a gift) in Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)

Dutch English
(ik) zal schenken I will give
(jij) zult schenken / zal schenken you will give
(hij/zij/het) zal schenken he/she/it will give (as a gift)
(wij) zullen schenken we will give
(jullie) zullen schenken you will give
(zij) zullen schenken they will give

Example phrases

Dutch English
Ik zal de borrel schenken bij het feestje. I will give the drinks at the party.
Zult jij de vriend een glas schenken straks? Will you give the friend a glass later?
Hij zal de vriendin bloemen schenken morgen. He will give the girlfriend flowers tomorrow.
Wij zullen het diner wijn schenken aan iedereen. We will give the dinner wine to everyone.
Jullie zullen het bordspel starten en drinken schenken. You will start the board game and give drinks.
Zij zullen tijdens de spelletjesavond drankjes schenken. They will give drinks during the game night.

Exercise: Verb conjugation

Instruction: Choose the correct form.

Show translation Show answers

zullen, zal, schenken, zult

1.
Jullie ... het bordspel starten en drinken ....
(You will start the board game and give drinks.)
2.
Ik ... de borrel ... bij het feestje.
(I will give the drinks at the party.)
3.
... jij de vriend een glas ... straks?
(Will you give the friend a glass later?)
4.
Wij ... het diner wijn ... aan iedereen.
(We will give the dinner wine to everyone.)
5.
Hij ... de vriendin bloemen ... morgen.
(He will give the girlfriend flowers tomorrow.)
6.
Zij ... tijdens de spelletjesavond drankjes ....
(They will give drinks during the game night.)