Italiaans A1 module 3: Ogni giorno (Dag tot dag)

Dit is leermodule 3 van 6 van ons Italiaanse A1-curriculum. Elke leermodule bevat 6 tot 8 hoofdstukken.

Leerdoelen:

  • Praat over je dagelijkse activiteiten.
  • Basisvragen stellen.
  • Winkelen en kopen.

Woordenlijst (171)

Kernwoordenschat (114): Werkwoorden: 20, Bijvoeglijke naamwoorden: 6, Zelfstandige naamwoorden: 79, Vragen: 5, Zinnen / woordcombinatie: 4
Contextwoordenschat: 57

Italiaans Nederlands
Alzarsi Opstaan
Bere Drinken
Bocche Monden
Buon Goede
Buona Lekker
Buono Lekker
Che cosa Wat
Chi Wie
Chiedere Vragen
Ci svegliamo We worden wakker
Ci vediamo We zien elkaar
Come Hoe
Come mai Hoe komt het
Comprare Kopen
Corretto Correct
Cosa? Wat?
Costa 5 euro Het kost 5 euro
Costoso Duur
Cucinare Koken
Descrivere Beschrijven
Deve Moet
Dobbiamo We moeten
Dove Waar
Dove? Waar?
Dovete Jullie moeten
E En
Economico Goedkoop
Facce Gezichten
Facile Makkelijk
Fare la doccia Douchen
Fare la spesa Boodschappen doen
Fatto in casa Huisgemaakt
Fresco Vers
Gli ingredienti De ingrediënten
Gli occhi De ogen
Gli occhiali De bril
Grande Grote
Gratis Gratis
I biscotti De koekjes
I capelli Het haar
I contanti Het contant geld
I guanti De handschoenen
I pantaloni De broek
I piedi De voeten
I soldi Het geld
I vestiti De kleding
Il burro De boter
Il caffè De koffie
Il cappello De hoed
Il cappotto De jas
Il cappuccino De cappuccino
Il carrello della spesa De boodschappenwagen
Il cassiere De caissière
Il cibo Het voedsel
Il collo De hals
Il corpo Het lichaam
Il dito De vinger
Il formaggio De kaas
Il latte De melk
Il maglione De trui
Il mercato De markt
Il naso De neus
Il negozio De winkel
Il pane Het brood
Il pepe De peper
Il pesce De vis
Il pomodoro De tomaat
Il pranzo De lunch
Il prezzo De prijs
Il sale Het zout
Il succo Het sap
Il supermercato De supermarkt
Il tè De thee
Indossare Dragen
L'acqua Het water
L'aglio Knoflook
L'argomento Het onderwerp
L'insalata De salade
L'olio De olie
L'orario Het rooster
La bocca De mond
La camicia Het overhemd
La carrne Het vlees
La carta De kaart
La cassa De doos
La cena Het avondeten
La cintura De riem
La cipolla De ui
La colazione Het ontbijt
La domanda De vraag
La faccia Het gezicht
La farina De bloem
La frutta Het fruit
La giacca Het jack
La gonna De rok
La lista della spesa De boodschappenlijst
La maglietta Het T-shirt
La mano De hand
La pancia De buik
La panetteria De bakkerij
La panna De room
La pasta De pasta
La ricetta Het recept
La risposta Het antwoord
La schiena De rug
La taglia De maat
La testa Het hoofd
La verdura De groente
La vita Het leven
Lavarsi Zich wassen
Le braccia De armen
Le gambe De benen
Le orecchie De oren
Le spezie De specerijen
Le uova De eieren
Lo zucchero De suiker
Ma Maar
Mangiare Eten
Mani Handen
Mescolare Mengen
Mi pettino Ik kam mijn haar
Mi sveglio Ik word wakker
Mi vesto Ik kleed me aan
Molte Veel
Molto Veel
Nasi Neuzen
O Of
Pagare Betalen
Però Maar
Pettinarsi Je kammen
Piccoli Kleine
Pochi Weinig
Poco Weinig
Possiamo Wij kunnen
Posso Ik kan
Possono Zij kunnen
Prendere Nemen
Provare Passen
Può Kan
Quale Welke
Quale? Welke?
Quali Welke
Quando Wanneer
Quando? Wanneer?
Quanto Hoeveel
Quanto? Hoeveel?
Quotidiano Dagelijks
Radersi Scheren
Ripetere Herhalen
Rispondere Antwoorden
Sbagliato Verkeerd
Scusa Sorry
Scusi Pardon
Se Als
Si alzano Staan op
Si lava Ze wast zich
Si veste Hij kleedt zich aan
Svegliarsi Ontwaken
Tagliare Snijden
Tante Veel
Tanto Zo duur
Ti alzi Sta op
Tutta Hele
Tutti Alle
Unghie Nagels
Uomini Mannen
Vestirsi Aankleden
Vi vestite Jullie kleden je aan
Voglio Ik wil
Vuoi Wil je
Vuole Wil