10K+ Studenten - 4.8/5
Lerne mit einem Lehrer Lernmaterialien inbegriffen Konversation üben

Brengen (bringen) - Verbkonjugation und Übungen

Konjugation des brengen (bringen) für alle Zeitformen mit Beispielsätzen und Übungen.

Brengen (bringen) - Verbkonjugation und Übungen

Lernmaterialien, die dieses Verb implementieren:

Niveau: A1

Modul 5: Thuis (Zu Hause)

Lektion 34: Huishoudelijke apparaten (Haushaltsgeräte)

Infinitief Voltooid deelwoord
Brengen (Bringen) Gebracht (gebracht)

Zeitformen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) breng ich bringe
(jij) brengt/brengt du bringst
(hij/zij/het) brengt er/sie/es bringt
(wij) brengen wir bringen
(jullie) brengen ihr bringt
(zij) brengen sie bringen

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) bracht ich brachte
(jij) bracht du brachtest
(hij/zij/het) bracht er/sie/es brachte
(wij) brachten wir brachten
(jullie) brachten ihr bracht
(zij) brachten sie brachten

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) heb gebracht ich habe gebracht
(jij) hebt gebracht du hast gebracht
(hij/zij/het) heeft gebracht er/sie/es hat gebracht
(wij) hebben gebracht wir haben gebracht
(jullie) hebben gebracht Ihr habt gebracht
(zij) hebben gebracht Sie haben gebracht

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) heb gebracht ich habe gebracht
(jij) hebt/heeft gebracht du hast gebracht
(hij/zij/het) heeft gebracht er/sie/es hat gebracht
(wij) hebben gebracht wir haben gebracht
(jullie) hebben gebracht ihr habt gebracht
(zij) hebben gebracht sie haben gebracht

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zal gebracht hebben ich werde gebracht haben
(jij) zult gebracht hebben / zal gebracht hebben du wirst gebracht haben
(hij/zij/het) zal gebracht hebben er/sie/es wird gebracht haben
(wij) zullen gebracht hebben wir werden gebracht haben
(jullie) zullen gebracht hebben ihr werdet gebracht haben
(zij) zullen gebracht hebben sie werden gebracht haben

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zal gebracht hebben ich werde gebracht haben
(jij) zult gebracht hebben du wirst gebracht haben
(hij/zij/het) zal gebracht hebben er/sie/es wird gebracht haben
(wij) zullen gebracht hebben wir werden gebracht haben
(jullie) zullen gebracht hebben ihr werdet gebracht haben
(zij) zullen gebracht hebben sie werden gebracht haben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zou brengen ich würde bringen
(jij) zou brengen du würdest bringen
(hij/zij/het) zou brengen er/sie/es würde bringen
(wij) zouden brengen wir würden bringen
(jullie) zouden brengen ihr würdet bringen
(zij) zouden brengen sie würden bringen

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Niederländisch Deutsch
(ik) zou gebracht hebben ich hätte gebracht
(jij) zou gebracht hebben du hättest gebracht
(hij/zij/het) zou gebracht hebben er/sie/es hätte gebracht
(wij) zouden gebracht hebben wir hätten gebracht
(jullie) zouden gebracht hebben Ihr hättet gebracht
(zij) zouden gebracht hebben sie hätten gebracht
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Niederländisch Deutsch
Breng! Bring