Kunnen (können) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

 Kunnen (können) - Verbkonjugation und Übungen

Kunnen - Konjugation von Können auf Niederländisch: Konjugationstabelle, Beispiele und Übungen im Präsens, Indikativ-Modus (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

Alle Konjugationen und Zeiten: Kunnen (können) - Verbkonjugation und Übungen

Lehrplan: Niederländischunterricht - Koken en bakken (Kochen und Backen)

Konjugation von können im Präsens

Niederländisch Deutsch
(ik) kan ich kann
(jij) kan/kunt du kannst/kannst
(hij/zij/het) kan er/sie/es kann
(wij) kunnen wir können
(jullie) kunnen ihr könnt
(zij) kunnen sie können

Beispielsätze

Niederländisch Deutsch
Ik kan de ingrediënten wegen voor het recept. Ich kann die Zutaten für das Rezept wiegen.
Kun jij de bloem en suiker mengen goed? Du kannst das Mehl und den Zucker gut mischen.
Hij kan de boter smelten zonder te verbranden. Er kann die Butter schmelzen, ohne sie zu verbrennen.
Wij kunnen de gist toevoegen aan het deeg. Wir können die Hefe zum Teig hinzufügen.
Kunnen jullie de slagroom kloppen voor de taart? Ihr könnt die Sahne für die Torte schlagen
Zij kunnen het brood bakken in de oven vandaag. Sie können heute das Brot im Ofen backen.

Übung: Verbkonjugation

Anleitung: Wählen Sie die richtige Form.

Übersetzung anzeigen Antworten zeigen

kunnen, kan

1.
Ik ... de ingrediënten wegen voor het recept.
(Ich kann die Zutaten für das Rezept wiegen.)
2.
... jullie de slagroom kloppen voor de taart?
(Ihr könnt die Sahne für die Torte schlagen)
3.
Hij ... de boter smelten zonder te verbranden.
(Er kann die Butter schmelzen, ohne sie zu verbrennen.)
4.
Zij ... het brood bakken in de oven vandaag.
(Sie können heute das Brot im Ofen backen.)
5.
Wij ... de gist toevoegen aan het deeg.
(Wir können die Hefe zum Teig hinzufügen.)