10K+ Studenten - 4.8/5
Lerne mit einem Lehrer Lernmaterialien inbegriffen Konversation üben

Werken (arbeiten) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

Werken (arbeiten) - Verbkonjugation und Übungen

Werken - Konjugation von arbeiten auf Niederländisch: Konjugationstabelle, Beispiele und Übungen im Präsens kontinuierlich, Indikativ (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

Alle Konjugationen und Zeiten: Werken (arbeiten) - Verbkonjugation und Übungen

Lehrplan: Niederländischunterricht - Dagelijkse routines (Tägliche Routine)

Konjugation von werken im Präsens (OTT)

Niederländisch Deutsch
(ik) werk ich arbeite
(jij) werkt/work du arbeitest
(hij/zij/het) werkt er/sie/es arbeitet
(wij) werken wir arbeiten
(jullie) werken ihr arbeitet
(zij) werken sie arbeiten

Beispielsätze

Niederländisch Deutsch
Ik werk als verpleger in het ziekenhuis. Ich arbeite als Krankenpfleger im Krankenhaus.
Werk jij ook als journalist bij de krant? Arbeitest du auch als Journalist bei der Zeitung?
De kok werkt vandaag in het restaurant. Der Koch arbeitet heute im Restaurant.
Wij werken samen aan het project voor school. Wir arbeiten zusammen an dem Projekt für die Schule.
Werken jullie bij de brandweer of politie? Arbeiten Sie bei der Feuerwehr oder Polizei?
Zij werken elke dag in het kantoor hier. Sie arbeiten jeden Tag hier im Büro.

Übung: Verbkonjugation

Anleitung: Wählen Sie die richtige Form.

Übersetzung anzeigen Antworten zeigen

werk, werken, werkt

1.
Ik ... als verpleger in het ziekenhuis.
(Ich arbeite als Krankenpfleger im Krankenhaus.)
2.
... jullie bij de brandweer of politie?
(Arbeiten Sie bei der Feuerwehr oder Polizei?)
3.
Zij ... elke dag in het kantoor hier.
(Sie arbeiten jeden Tag hier im Büro.)
4.
De kok ... vandaag in het restaurant.
(Der Koch arbeitet heute im Restaurant.)
5.
Wij ... samen aan het project voor school.
(Wir arbeiten zusammen an dem Projekt für die Schule.)