10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation

Verbinden (to connect)

Conjugation of verbinden (to connect) for all verb tenses with example phrases and exercises.

Verbinden (to connect)

Learning materials that implement this verb:

Category: a2

Module 6: Op het werk (At work)

Lesson 43: Thuiswerken of op kantoor? (Remote work or the office?)

Infinitief Voltooid deelwoord
Verbinden (to connect) Verbonden (Connected)

Verb tenses

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Dutch English
(ik) onvoltooid_tegenwoordige_tijd I connect
(jij) verbind you connect
(hij/zij/het) verbindt / verbind he/she/it connects
(wij) verbindt we connect
(jullie) verbinden you connect
(zij) verbinden they connect

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Dutch English
(ik) verbond I connected
(jij) verbond/verbondest you connected
(hij/zij/het) verbond he/she/it connected
(wij) verbonden we connected
(jullie) verbonden you connected
(zij) verbonden they connected

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Dutch English
(ik) heb verbonden I have connected
(jij) hebt verbonden / hebt verbonden? You have connected / have connected
(hij/zij/het) heeft verbonden he/she/it has connected
(wij) hebben verbonden we have connected
(jullie) hebben verbonden you have connected
(zij) hebben verbonden they have connected

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Dutch English
(ik) heb verbonden I have connected
(jij) hebt verbonden/hebt verbonden you have connected
(hij/zij/het) heeft verbonden he connected/she connected/it connected
(wij) hebben verbonden we have connected
(jullie) hebben verbonden you have connected
(zij) hebben verbonden they connected

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Dutch English
(ik) zal verbinden I will connect
(jij) zal verbinden / zult verbinden You will connect
(hij/zij/het) zal verbinden he/she/it will connect
(wij) zullen verbinden we will connect
(jullie) zullen verbinden you will connect
(zij) zullen verbinden they will connect

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Dutch English
(ik) zal verbonden hebben I will have connected
(jij) zul verbonden hebben / zal verbonden hebben You will have connected
(hij/zij/het) zal verbonden hebben he will have connected
(wij) zullen verbonden hebben we will have connected
(jullie) zullen verbonden hebben You will have connected
(zij) zullen verbonden hebben they will have connected
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Dutch English
ik zou verbinden I would connect
jij zou verbinden / zou jij verbinden You would connect / you would connect
(hij/zij/het) hij zou verbinden / zij zou verbinden / het zou verbinden he would connect / she would connect / it would connect
wij zouden verbinden we would connect
jullie zouden verbinden you would connect
zij zouden verbinden they would connect

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Dutch English
ik zou verbonden hebben I would have connected
jij zou verbonden hebben / zou verbonden hebben you would have connected
(hij/zij/het) hij zou verbonden hebben / zij zou verbonden hebben / het zou verbonden hebben (he/she/it) he would have connected / she would have connected / it would have connected
wij zouden verbonden hebben we would have connected
jullie zouden verbonden hebben you would have connected
zij zouden verbonden hebben they would have connected
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Dutch English
Verbind! You connect