Winkelen (shopping)

Winkelen (shopping)

Learn to conjugate the verb "Shopping" in Dutch: past perfect, indicative mood tense

Voltooid verleden tijd (VVT), aantonende wijs (Past perfect, indicative mood)

All conjugations and tenses: Winkelen (shopping)

Syllabus: Dutch lesson - Boodschappen doen (Grocery shopping)

Conjugation of shopping in Voltooid verleden tijd (VVT)

Dutch English
(ik) heb gewinkeld I have been shopping
(jij) heb je gewinkeld / hebt gewinkeld you have shopped
(hij/zij/het) heeft gewinkeld he/she/it shopped
(wij) hebben gewinkeld we have been shopping
(jullie) hebben gewinkeld You have been shopping
(zij) hebben gewinkeld They have been shopping