Winkelen (winkelen) - Voltooid verleden tijd (VVT), aantonende wijs (Voltooid verleden tijd , aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Winkelen - Vervoeging van Winkelen in het Nederlands: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de voltooid verleden tijd, aantonende wijs. (Voltooid verleden tijd (VVT), aantonende wijs).
Voltooid verleden tijd (VVT), aantonende wijs (Voltooid verleden tijd , aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Winkelen (winkelen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Nederlandse les - Boodschappen doen (Boodschappen doen)
vervoeging van winkelen in de voltooid verleden tijd (vvt)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) heb gewinkeld | (ik) heb gewinkeld |
(jij) heb je gewinkeld / hebt gewinkeld | (jij) heb je gewinkeld / hebt gewinkeld |
(hij/zij/het) heeft gewinkeld | (hij/zij/het) heeft gewinkeld |
(wij) hebben gewinkeld | (wij) hebben gewinkeld |
(jullie) hebben gewinkeld | (jullie) hebben gewinkeld |
(zij) hebben gewinkeld | (zij) hebben gewinkeld |
Voorbeeldzinnen
Nederlands | Nederlands |
---|---|
Ik heb in het winkelcentrum gewinkeld. | Ik heb in het winkelcentrum gewinkeld. |
Heb je in de cadeauwinkel gewinkeld? | Heb je in de cadeauwinkel gewinkeld? |
Hij heeft bij de fruitwinkel gewinkeld. | Hij heeft bij de fruitwinkel gewinkeld. |
Wij hebben in de bakkerij gewinkeld. | Wij hebben in de bakkerij gewinkeld. |
Jullie hebben bij het kapsalon gewinkeld. | Jullie hebben bij het kapsalon gewinkeld. |
Zij hebben in de kledingzaak gewinkeld. | Zij hebben in de kledingzaak gewinkeld. |