10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation

Zwemmen (to swim)

Conjugation of zwemmen (to swim) for all verb tenses with example phrases and exercises.

Zwemmen (to swim)

Learning materials that implement this verb:

Category: a1

Module 6: De stad en het dorp (The city and the village)

Lesson 40: Sport en beweging (Sports and exercise)

Infinitief Voltooid deelwoord
Zwemmen (to swim) Gezwommen (Swum)

Verb tenses

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Dutch English
(ik) zwem I swim
(jij) zwemt / zwem jij you swim / you swim
(hij/zij/het) zwemt he/she/it swims
(wij) zwemmen we swim
(jullie) zwemmen you swim
(zij) zwemmen they swim

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Dutch English
(ik) zwom I swam
(jij) zwom You swam
(hij/zij/het) zwom he/she/it swam
(wij) zwommen we swam
(jullie) zwommen you swam
(zij) zwommen they swam

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Dutch English
(ik) heb gezwommen I have swum
(jij) hebt/heb gezwommen You have swum
(hij/zij/het) heeft gezwommen hij/zij/het has swum
(wij) hebben gezwommen we have swum
(jullie) hebben gezwommen You have swum
(zij) hebben gezwommen they have swum

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Dutch English
(ik) heb gezwommen I have swum
(jij) hebt gezwommen You have swum
(hij/zij/het) heeft gezwommen he/she/it has swum
(wij) hebben gezwommen we have swum
(jullie) hebben gezwommen you have swum
(zij) hebben gezwommen They have swum

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Dutch English
(ik) zal zwemmen I will swim
(jij) zult/zal zwemmen you will swim
(hij/zij/het) zal zwemmen he/she/it will swim
(wij) zullen zwemmen we will swim
(jullie) zullen zwemmen you will swim
(zij) zullen zwemmen They will swim

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Dutch English
(ik) zal gezwommen hebben I will have swum
(jij) zal gezwommen hebben You will have swum
(hij/zij/het) zal gezwommen hebben he/she/it will have swum
(wij) zullen gezwommen hebben we will have swum
(jullie) zullen gezwommen hebben You will have swum
(zij) zullen gezwommen hebben they will have swum
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Dutch English
(ik) zou zwemmen I would swim
(jij) zou zwemmen you would swim
(hij/zij/het) zou zwemmen he/she/it would swim
(wij) zouden zwemmen we would swim
(jullie) zouden zwemmen you would swim
(zij) zouden zwemmen they would swim

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Dutch English
(ik) zou gezwommen hebben I would have swum
(jij) zou gezwommen hebben you would have swum
(hij/zij/het) zou gezwommen hebben he/she/it would have swum
(wij) zouden gezwommen hebben we would have swum
(jullie) zouden gezwommen hebben You would have swum
(zij) zouden gezwommen hebben they would have swum
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Dutch English
Zwem! Swim!