Abstimmen (stemmen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen Delen Gekopieerd!

Vervoeging van abstimmen (stemmen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 2: Gesellschaft und Regierung (Maatschappij en overheid)

Les 15: Die Regierung und die Wahlen (De regering en verkiezingen)

Infinitiv	Partizip
Abstimmen (stemmen)	abgestimmt (afgestemd)

Werkwoordstijden

Duits	Nederlands

Missing tense!

Duits	Nederlands
(ich) werde abgestimmt haben	ik zal gestemd hebben
(du) wirst abgestimmt haben	jij zult gestemd hebben
(er/sie/es) wird abgestimmt haben	hij/zij/het zal gestemd hebben
(wir) werden abgestimmt haben	wij zullen gestemd hebben
(ihr) werdet abgestimmt haben	jullie zullen gestemd hebben
(sie) werden abgestimmt haben	zij zullen gestemd hebben

Duits	Nederlands
(ich) hätte abgestimmt	ik zou gestemd hebben
(du) hättest abgestimmt	jij zou gestemd hebben
(er/sie/es) hätte abgestimmt	hij/zij/het zou gestemd hebben
(wir) hätten abgestimmt	wij hadden gestemd
(ihr) hättet abgestimmt	jullie zouden gestemd hebben
(sie) hätten abgestimmt	zij zouden gestemd hebben

Duits	Nederlands
Abstimme!	stem jij