(Etwas) besorgen ((iets) halen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van (etwas) besorgen ((iets) halen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 (Etwas) besorgen ((iets) halen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 5: Täglicher Haushalt (Dagelijks huishouden)

Les 35: Dienstleistungen und Geschäfte vor Ort (Lokale diensten en winkels)

Infinitiv Partizip
(Etwas) besorgen ((iets) halen) besorgt (bezorgd)

Werkwoordstijden

Indikativ

Präsens 

Duits Nederlands
(ich) besorge ik haal
(du) besorgst jij haalt
(er/sie/es) besorgt hij/zij/het haalt
(wir) besorgen wij halen
(ihr) besorgt jullie halen
(sie) besorgen zij halen

Präteritum 

Duits Nederlands
(ich) besorgte ik haalde
(du) besorgtest jij haalde
(er/sie/es) besorgte hij/zij/het haalde
(wir) besorgten wij haalden
(ihr) besorgtet jullie haalden
(sie) besorgten zij haalden

Perfekt 

Duits Nederlands
(ich) habe besorgt ik heb gehaald
(du) hast besorgt jij hebt gehaald
(er/sie/es) hat besorgt hij/zij/het heeft gehaald
(wir) haben besorgt wij hebben gehaald
(ihr) habt besorgt jullie hebben gehaald
(sie) haben besorgt zij hebben gehaald

Plusquamperfekt 

Duits Nederlands
(ich) hatte besorgt ik had gehaald
(du) hattest besorgt jij had gehaald
(er/sie/es) hatte besorgt hij/zij/het had iets gehaald
(wir) hatten besorgt wij hadden gehaald
(ihr) hattet besorgt jullie hadden gehaald
(sie) hatten besorgt zij hadden gehaald

Futur I 

Duits Nederlands
ich werde (etwas) besorgen ik zal (iets) halen
du wirst (etwas) besorgen jij zult (iets) halen
er/sie/es wird (etwas) besorgen hij/zij/het zal (iets) halen
wir werden (etwas) besorgen wij zullen (iets) halen
ihr werdet (etwas) besorgen jullie zullen (iets) halen
sie werden (etwas) besorgen zij zullen (iets) halen

Futur II 

Duits Nederlands
ich werde etwas besorgt haben ik zal iets gehaald hebben
du wirst etwas besorgt haben jij zult iets gehaald hebben
er/sie/es wird etwas besorgt haben hij/zij/het zal iets gehaald hebben
wir werden etwas besorgt haben wij zullen iets gehaald hebben
ihr werdet etwas besorgt haben jullie zullen iets gehaald hebben
sie werden etwas besorgt haben zij zullen iets gehaald hebben

Konjunktiv II

Konjunktiv II Präsens 

Duits Nederlands
(ich) besorgte ik zou halen
(du) besorgtest jij zou (iets) halen
(er/sie/es) besorgte hij/zij/het zou (iets) halen
(wir) besorgten wij zouden halen
(ihr) besorgtet jullie zouden (iets) halen
(sie) besorgten zij zouden halen

Konjunktiv II Vergangenheit 

Duits Nederlands
(ich) hätte besorgt ik zou gehaald hebben
(du) hättest besorgt jij zou gehaald hebben
(er/sie/es) hätte besorgt hij/zij/het zou gehaald hebben
(wir) hätten besorgt wij zouden gehaald hebben
(ihr) hättet besorgt jullie zouden gehaald hebben
(sie) hätten besorgt zij zouden bezorgd hebben

Imperativ

Imperativ 

Duits Nederlands
Besorge! haal