Diskutieren (discussie voeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen Delen Gekopieerd!

Vervoeging van diskutieren (discussie voeren) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 6: Bei der Arbeit (Op het werk)

Les 41: Meinungen und Verhandlungen (Meningen en onderhandelingen)

Infinitiv	Partizip
Diskutieren (discussie voeren)	diskutiert (gediscussieerd)

Werkwoordstijden

Duits	Nederlands
(ich) habe diskutiert	ik heb een discussie gevoerd
(du) hast diskutiert	jij hebt een discussie gevoerd
(er/sie/es) hat diskutiert	hij/zij/het heeft discussie gevoerd
(wir) haben diskutiert	wij hebben discussie gevoerd
(ihr) habt diskutiert	jullie hebben een discussie gevoerd
(sie) haben diskutiert	zij hebben discussie gevoerd

Duits	Nederlands
(ich) hatte diskutiert	ik had discussie gevoerd
(du) hattest diskutiert	jij had discussie gevoerd
(er/sie/es) hatte diskutiert	hij/zij/het had discussie gevoerd
(wir) hatten diskutiert	wij hadden een discussie gevoerd
(ihr) hattet diskutiert	jullie hadden discussie gevoerd
(sie) hatten diskutiert	zij hadden discussie gevoerd

Duits	Nederlands
(ich) werde diskutieren	ik zal discussie voeren
(du) wirst diskutieren	jij zult discussie voeren
(er/sie/es) wird diskutieren	hij/zij/het zal een discussie voeren
(wir) werden diskutieren	wij zullen discussie voeren
(ihr) werdet diskutieren	jullie zullen discussie voeren
(sie) werden diskutieren	zij zullen een discussie voeren

Duits	Nederlands
(ich) werde diskutiert haben	ik zal discussie hebben gevoerd
(du) wirst diskutiert haben	jij zult discussie hebben gevoerd
(er/sie/es) wird diskutiert haben	hij/zij/het zal discussie gevoerd hebben
(wir) werden diskutiert haben	wij zullen discussie hebben gevoerd
(ihr) werdet diskutiert haben	jullie zullen discussie hebben gevoerd
(sie) werden diskutiert haben	zij zullen discussie hebben gevoerd

Duits	Nederlands
(ich) diskutierte	ik zou discussie voeren
(du) diskutiertest	jij zou discussie voeren
(er/sie/es) diskutierte	hij/zij/het zou discussie voeren
(wir) diskutierten	wij zouden discussie voeren
(ihr) diskutiertet	jullie zouden discussie voeren
(sie) diskutierten	zij zouden discussie voeren

Duits	Nederlands
(ich) hätte diskutiert	ik zou discussie voeren
(du) hättest diskutiert	jij zou discussie voeren
(er/sie/es) hätte diskutiert	hij zou discussie voeren / zij zou discussie voeren / het zou discussie voeren
(wir) hätten diskutiert	wij zouden een discussie hebben gevoerd
(ihr) hättet diskutiert	jullie zouden discussie voeren
(sie) hätten diskutiert	zij zouden discussie voeren

Duits	Nederlands
Diskutiere!	jij voert discussie