Investieren (investeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen Delen Gekopieerd!

Vervoeging van investieren (investeren) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 5: Täglicher Haushalt (Dagelijks huishouden)

Les 33: Mein eigenes Geschäft (Mijn eigen bedrijf)

Infinitiv	Partizip
Investieren (investeren)	investiert (geïnvesteerd)

Werkwoordstijden

Duits	Nederlands
ich habe investiert	ik heb geïnvesteerd
du hast investiert	jij hebt geïnvesteerd
er/sie/es hat investiert	hij/zij/het heeft geïnvesteerd
wir haben investiert	wij hebben geïnvesteerd
ihr habt investiert	jullie hebben geïnvesteerd
sie haben investiert	zij hebben geïnvesteerd

Duits	Nederlands
(ich) werde investiert haben	ik zal geïnvesteerd hebben
(du) wirst investiert haben	jij zult geïnvesteerd hebben
(er/sie/es) wird investiert haben	hij/zij/het zal geïnvesteerd hebben
(wir) werden investiert haben	wij zullen geïnvesteerd hebben
(ihr) werdet investiert haben	jullie zullen geïnvesteerd hebben
(sie) werden investiert haben	zij zullen hebben geïnvesteerd

Duits	Nederlands
(ich) hätte investiert	ik zou hebben geïnvesteerd
(du) hättest investiert	jij zou geïnvesteerd hebben
(er/sie/es) hätte investiert	hij/zij/het zou hebben geïnvesteerd
(wir) hätten investiert	wij zouden geïnvesteerd hebben
(ihr) hättet investiert	jullie zouden geïnvesteerd hebben
(sie) hätten investiert	zij zouden geïnvesteerd hebben

Duits	Nederlands
-	jij investeer