Retten (redden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van retten (redden) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Retten (redden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 2: Gesellschaft und Regierung (Maatschappij en overheid)

Les 11: Notdienste (Hulpdiensten)

Infinitiv Partizip
Retten (redden) gerettet (gered)

Werkwoordstijden

Indikativ

Präsens 

Duits Nederlands

Präteritum 

Duits Nederlands
(ich) rettete ik redde
(du) rettetest jij redde
(er/sie/es) rettete hij/zij/het redde
(wir) retteten wij redden
(ihr) rettetet jullie redden
(sie) retteten zij redden

Perfekt 

Duits Nederlands

Plusquamperfekt 

Duits Nederlands
(ich) hatte gerettet ik had gered
(du) hattest gerettet jij had gered
(er/sie/es) hatte gerettet hij/zij/het had gered
(wir) hatten gerettet wij hadden gered
(ihr) hattet gerettet jullie hadden gered
(sie) hatten gerettet zij hadden gered

Futur I 

Duits Nederlands
(ich) werde retten ik zal redden
(du) wirst retten jij zult redden
(er/sie/es) wird retten hij/zij/het zal redden
(wir) werden retten wij zullen redden
(ihr) werdet retten jullie zullen redden
(sie) werden retten zij zullen redden

Futur II 

Duits Nederlands
(ich) werde gerettet haben ik zal gered hebben
(du) wirst gerettet haben jij zul je gered hebben
(er/sie/es) wird gerettet haben hij/zij/het zal hebben gered
(wir) werden gerettet haben wij zullen gered hebben
(ihr) werdet gerettet haben jullie zullen gered hebben
(sie) werden gerettet haben zij zullen gered hebben

Konjunktiv II

Konjunktiv II Präsens 

Duits Nederlands
(ich) rettete ik zou redden
(du) rettetest jij zou redden
(er/sie/es) rettete hij/zij/het zou redden
(wir) retteten wij redden
(ihr) rettetet jullie zouden redden
(sie) retteten zij redden

Konjunktiv II Vergangenheit 

Duits Nederlands
ich hätte gerettet ik zou gered hebben
du hättest gerettet jij zou gered hebben
er/sie/es hätte gerettet hij/zij/het zou gered hebben
wir hätten gerettet wij hadden gered
ihr hättet gerettet jullie zouden gered hebben
sie hätten gerettet zij zouden gered hebben

Imperativ

Imperativ 

Duits Nederlands
Rette! redd jij