Sich abmelden (uitloggen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen Delen Gekopieerd!

Vervoeging van sich abmelden (uitloggen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 6: Bei der Arbeit (Op het werk)

Les 43: Remote-Arbeit oder Büro? (Thuiswerken of op kantoor?)

Infinitiv	Partizip
Sich abmelden (uitloggen)	abgemeldet (afgemeld)

Werkwoordstijden

Duits	Nederlands

Duits	Nederlands
(ich) hatte mich abgemeldet	ik had me uitgelogd
(du) hattest dich abgemeldet	jij had je uitgelogd
(er/sie/es) hatte sich abgemeldet	hij/zij/het was uitgelogd
(wir) hatten uns abgemeldet	wij waren uitgelogd
(ihr) hattet euch abgemeldet	jullie hadden uitgelogd
(sie) hatten sich abgemeldet	zij hadden zich uitgelogd

Duits	Nederlands
ich werde mich abgemeldet haben	ik zal uitloggen
du wirst dich abgemeldet haben	jij zult uitloggen
er/sie/es wird sich abgemeldet haben	hij/zij/het zal uitgelogd zijn
wir werden uns abgemeldet haben	wij zullen zijn uitgelogd
ihr werdet euch abgemeldet haben	jullie zullen uitloggen
sie werden sich abgemeldet haben	zij zullen zijn uitgelogd

Duits	Nederlands
(ich) hätte mich abgemeldet	ik zou me uitloggen
(du) hättest dich abgemeldet	jij zou je uitloggen
(er/sie/es) hätte sich abgemeldet	hij/zij/het zou zich hebben uitgelogd
(wir) hätten uns abgemeldet	wij zouden uitloggen
(ihr) hättet euch abgemeldet	jullie zouden zijn uitgelogd
(sie) hätten sich abgemeldet	zij zouden zich uitloggen

Duits	Nederlands
Nicht anwendbar	Niet van toepassing