Sich beeilen (zich haasten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen Delen Gekopieerd!

Vervoeging van sich beeilen (zich haasten) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 1: Reisen: ab ins Unbekannte! (Reizen: op avontuur!)

Les 4: Am Flughafen und im Flugzeug. (Op het vliegveld en in het vliegtuig.)

Infinitiv	Partizip
Sich beeilen (zich haasten)	beeilt (haast je)

Werkwoordstijden

Duits	Nederlands

Duits	Nederlands
(ich) habe mich beeilt	ik heb me gehaast
(du) hast dich beeilt	jij hebt je gehaast
(er/sie/es) hat sich beeilt	hij/zij/het heeft zich gehaast
(wir) haben uns beeilt	wij hebben ons gehaast
(ihr) habt euch beeilt	jullie hebben zich gehaast
(sie) haben sich beeilt	zij hebben zich gehaast

Duits	Nederlands
ich werde mich beeilt haben	ik zal me gehaast hebben
du wirst dich beeilt haben	jij zult je hebben gehaast
er/sie/es wird sich beeilt haben	hij/zij/het zal zich gehaast hebben
wir werden uns beeilt haben	wij zullen ons gehaast hebben
ihr werdet euch beeilt haben	jullie zullen zich gehaast hebben
sie werden sich beeilt haben	zij zullen zich gehaast hebben

Duits	Nederlands
(ich) hätte mich beeilt / wäre mich beeilt	ik zou me gehaast hebben
(du) hättest dich beeilt / wärst dich beeilt	jij zou je haast hebben gemaakt / jij zou je haasten
(er/sie/es) hätte sich beeilt / wäre sich beeilt	hij/zij/het zou zich gehaast hebben
(wir) hätten uns beeilt / wären uns beeilt	wij zouden ons gehaast hebben / wij zouden ons gehaast hebben
(ihr) hättet euch beeilt / wärt euch beeilt	jullie zouden zich gehaast hebben
(sie) hätten sich beeilt / wären sich beeilt	zij zouden zich hebben gehaast

Duits	Nederlands
Beele mich!	jij haast je