Sich beschweren (klagen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van sich beschweren (klagen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Sich beschweren (klagen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 1: Reisen: ab ins Unbekannte! (Reizen: op avontuur!)

Les 6: Im Hotel (Op hotel)

Infinitiv Partizip
Sich beschweren (klagen) beschwert (geklacht)

Werkwoordstijden

Indikativ

Präsens 

Duits Nederlands
(ich) beschwere mich ik klaag
(du) beschwerst dich jij klaagt
(er/sie/es) beschwert sich hij/zij/het klaagt
(wir) beschweren uns wij klagen
(ihr) beschwert euch jullie klagen
(sie) beschweren sich zij klagen

Präteritum 

Duits Nederlands
(ich) beschwerte mich ik klaagde
(du) beschwertest dich jij klaagde
(er/sie/es) beschwerte sich hij/zij/het klaagde
(wir) beschwerten uns wij klaagden
(ihr) beschwertet euch jullie klaagden
(sie) beschwerten sich zij klaagden

Perfekt 

Duits Nederlands
(ich) habe mich beschwert ik heb geklaagd
(du) hast dich beschwert jij hebt geklaagd
(er/sie/es) hat sich beschwert hij/zij/het heeft geklaagd
(wir) haben uns beschwert wij hebben geklaagd
(ihr) habt euch beschwert jullie hebben geklaagd
(sie) haben sich beschwert zij hebben geklaagd

Plusquamperfekt 

Duits Nederlands
(ich) hatte mich beschwert ik had geklaagd
(du) hattest dich beschwert jij had geklaagd
(er/sie/es) hatte sich beschwert hij/zij/het had geklaagd
(wir) hatten uns beschwert wij hadden geklaagd
(ihr) hattet euch beschwert jullie hadden geklaagd
(sie) hatten sich beschwert zij hadden geklaagd

Futur I 

Duits Nederlands
ich werde mich beschweren ik zal klagen
du wirst dich beschweren jij zult klagen
er/sie/es wird sich beschweren hij/zij/het zal klagen
wir werden uns beschweren wij zullen klagen
ihr werdet euch beschweren jullie zullen klagen
sie werden sich beschweren zij zullen klagen

Futur II 

Duits Nederlands
(ich) werde mich beschwert haben ik zal geklaagd hebben
(du) wirst dich beschwert haben jij zult je geklaagd hebben
(er/sie/es) wird sich beschwert haben hij/zij/het zal geklaagd hebben
(wir) werden uns beschwert haben wij zullen geklaagd hebben
(ihr) werdet euch beschwert haben jullie zullen geklaagd hebben
(sie) werden sich beschwert haben zij zullen geklaagd hebben

Konjunktiv II

Konjunktiv II Präsens 

Duits Nederlands
(ich) würde mich beschweren ik zou klagen
(du) würdest dich beschweren jij zou klagen
(er/sie/es) würde sich beschweren hij/zij/het zou klagen
(wir) würden uns beschweren wij zouden klagen
(ihr) würdet euch beschweren jullie zouden klagen
(sie) würden sich beschweren zij zouden klagen

Konjunktiv II Vergangenheit 

Duits Nederlands
(ich) hätte mich beschwert ik zou hebben geklaagd
(du) hättest dich beschwert jij zou hebben geklaagd
(er/sie/es) hätte sich beschwert hij/zij/het zou geklaagd hebben
(wir) hätten uns beschwert wij zouden geklaagd hebben
(ihr) hättet euch beschwert jullie zouden geklaagd hebben
(sie) hätten sich beschwert zij zouden geklaagd hebben

Imperativ

Imperativ 

Duits Nederlands
Sich beschwere! Klaag je