Sich informieren (zich informeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen Delen Gekopieerd!

Vervoeging van sich informieren (zich informeren) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 2: Gesellschaft und Regierung (Maatschappij en overheid)

Les 10: Haben Sie die Neuigkeiten gehört? (Heb je het nieuws gehoord?)

Infinitiv	Partizip
Sich informieren (zich informeren)	informiert (geïnformeerd)

Werkwoordstijden

Duits	Nederlands

Duits	Nederlands

Duits	Nederlands
(ich) hatte mich informiert	ik had me geïnformeerd
(du) hattest dich informiert	jij had je geïnformeerd
(er/sie/es) hatte sich informiert	hij/zij/het had zich geïnformeerd
(wir) hatten uns informiert	wij hadden ons geïnformeerd
(ihr) hattet euch informiert	jullie hadden zich geïnformeerd
(sie) hatten sich informiert	zij hadden zich geïnformeerd

Duits	Nederlands
ich werde mich informieren	ik zal me informeren
du wirst dich informieren	jij zult je informeren
er/sie/es wird sich informieren	hij/zij/het zal zich informeren
wir werden uns informieren	wij zullen ons informeren
ihr werdet euch informieren	jullie zullen zich informeren
sie werden sich informieren	ze zullen zich informeren

Duits	Nederlands
(ich) werde mich informiert haben	ik zal mij geïnformeerd hebben
(du) wirst dich informiert haben	jij zult je geïnformeerd hebben
(er/sie/es) wird sich informiert haben	hij/zij/het zal zich geïnformeerd hebben
(wir) werden uns informiert haben	wij zullen ons hebben geïnformeerd
(ihr) werdet euch informiert haben	jullie zullen zich geïnformeerd hebben
(sie) werden sich informiert haben	zij zullen zich geïnformeerd hebben

Duits	Nederlands
(ich) würde mich informieren	ik zou mij informeren
(du) würdest dich informieren	jij zou je informeren
(er/sie/es) würde sich informieren	hij/zij/het zou zich informeren
(wir) würden uns informieren	wij zouden zich informeren
(ihr) würdet euch informieren	jullie zouden zich informeren
(sie) würden sich informieren	zij zouden zich informeren

Duits	Nederlands
(ich) hätte mich informiert	ik zou me geïnformeerd hebben
(du) hättest dich informiert	jij zou je geïnformeerd hebben
(er/sie/es) hätte sich informiert	hij/zij/het zou zich geïnformeerd hebben
(wir) hätten uns informiert	wij zouden ons hebben geïnformeerd
(ihr) hättet euch informiert	jullie zouden zich geïnformeerd hebben
(sie) hätten sich informiert	zij zouden zich geïnformeerd hebben

Duits	Nederlands
Informiere mich!	Informeer je