Sich unterhalten (praten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van sich unterhalten (praten) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Sich unterhalten (praten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 3: Wochenendpläne (Weekendplannen)

Les 17: Freunde besuchen (Vrienden bezoeken)

Infinitiv Partizip
Sich unterhalten (praten) unterhalten (geïnformeerd)

Werkwoordstijden

Indikativ

Missing tense!

Präteritum 

Duits Nederlands
(ich) unterhielt mich ik praatte
(du) unterhieltest dich jij praatte
(er/sie/es) unterhielt sich hij/zij/het praatte
(wir) unterhielten uns wij praatten
(ihr) unterhielt euch jullie praatten
(sie) unterhielten sich zij praatten

Perfekt 

Duits Nederlands

Plusquamperfekt 

Duits Nederlands
(ich) hatte mich unterhalten ik had gepraat
(du) hattest dich unterhalten jij had je gepraten
(er/sie/es) hatte sich unterhalten hij/zij/het had gepraat
(wir) hatten uns unterhalten wij hadden gepraat
(ihr) hattet euch unterhalten jullie hadden gepraat
(sie) hatten sich unterhalten zij hadden gepraat

Futur I 

Duits Nederlands
(ich) werde mich unterhalten ik zal praten
(du) wirst dich unterhalten jij zult praten
(er/sie/es) wird sich unterhalten hij/zij/het zal praten
(wir) werden uns unterhalten wij zullen praten
(ihr) werdet euch unterhalten jullie zullen praten
(sie) werden sich unterhalten ze zullen praten

Futur II 

Duits Nederlands
(ich) werde mich unterhalten haben ik zal gepraat hebben
(du) wirst dich unterhalten haben jij zult gepraat hebben
(er/sie/es) wird sich unterhalten haben hij/zij/het zal gepraat hebben
(wir) werden uns unterhalten haben wij zullen gepraat hebben
(ihr) werdet euch unterhalten haben jullie zullen gepraat hebben
(sie) werden sich unterhalten haben zij zullen gepraat hebben

Konjunktiv II

Konjunktiv II Präsens 

Duits Nederlands
(ich) unterhielte mich ik zou praten
(du) unterhielte dich jij zou praten
(er/sie/es) unterhielte sich hij/zij/het zou praten
(wir) unterhielten uns wij zouden praten
(ihr) unterhielte euch jullie zouden praten
(sie) unterhielten sich zij zouden praten

Konjunktiv II Vergangenheit 

Duits Nederlands
(ich) hätte mich unterhalten ik zou praten
(du) hättest dich unterhalten jij zou praten
(er/sie/es) hätte sich unterhalten hij/zij/het zou hebben gepraat
(wir) hätten uns unterhalten wij zouden hebben gepraat
(ihr) hättet euch unterhalten jullie zouden praten
(sie) hätten sich unterhalten zij zouden hebben gepraat

Imperativ

Imperativ 

Duits Nederlands
Sich unterhalte! jij praat