Speichern (opslaan) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van speichern (opslaan) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Speichern (opslaan) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 6: Bei der Arbeit (Op het werk)

Les 43: Remote-Arbeit oder Büro? (Thuiswerken of op kantoor?)

Infinitiv Partizip
Speichern (opslaan) gespeichert (opgeslagen)

Werkwoordstijden

Indikativ

Präsens 

Duits Nederlands
(ich) speichere ik sla op
(du) speicherst jij slaat op
(er/sie/es) speichert hij/zij/het slaat op
(wir) speichern wij slaan op
(ihr) speichert jullie slaan op
(sie) speichern zij slaan op

Präteritum 

Duits Nederlands
(ich) speicherte ik sloeg op
(du) speichertest jij opsloeg
(er/sie/es) speicherte hij/zij/het slaagde op
(wir) speicherten wij sloegen op
(ihr) speichertet jullie opsloegen
(sie) speicherten zij opsloegen

Perfekt 

Duits Nederlands
(ich) habe gespeichert ik heb opgeslagen
(du) hast gespeichert jij hebt opgeslagen
(er/sie/es) hat gespeichert hij/zij/het heeft opgeslagen
(wir) haben gespeichert wij hebben opgeslagen
(ihr) habt gespeichert jullie hebben opgeslagen
(sie) haben gespeichert zij hebben opgeslagen

Plusquamperfekt 

Duits Nederlands
(ich) hatte gespeichert ik had opgeslagen
(du) hattest gespeichert jij had opgeslagen
(er/sie/es) hatte gespeichert hij/zij/het had opgeslagen
(wir) hatten gespeichert wij hadden opgeslagen
(ihr) hattet gespeichert jullie hadden opgeslagen
(sie) hatten gespeichert zij hadden opgeslagen

Futur I 

Duits Nederlands
ich werde speichern ik zal opslaan
du wirst speichern jij zult opslaan
er/sie/es wird speichern hij/zij/het zal opslaan
wir werden speichern wij zullen opslaan
ihr werdet speichern jullie zullen opslaan
sie werden speichern zij zullen opslaan

Futur II 

Duits Nederlands
(ich) werde gespeichert haben ik zal hebben opgeslagen
(du) wirst gespeichert haben jij zult hebben opgeslagen
(er/sie/es) wird gespeichert haben hij/zij/het zal hebben opgeslagen
(wir) werden gespeichert haben wij zullen hebben opgeslagen
(ihr) werdet gespeichert haben jullie zullen opgeslagen hebben
(sie) werden gespeichert haben zij zullen opgeslagen hebben

Konjunktiv II

Konjunktiv II Präsens 

Duits Nederlands
ich speicherte ik zou opslaan
du speichertest jij zou opslaan
er/sie/es speicherte hij/zij/het zou opslaan
wir speicherten wij zouden opslaan
ihr speichertet jullie zouden opslaan
sie speicherten zij zouden opslaan

Konjunktiv II Vergangenheit 

Duits Nederlands
(ich) hätte gespeichert / wäre gespeichert ik zou opgeslagen hebben / ik zou opgeslagen zijn
(du) hättest gespeichert / wärest gespeichert jij zou opslaan / jij zou opgeslagen zijn
(er/sie/es) hätte gespeichert / wäre gespeichert hij/zij/het zou opgeslagen hebben / zou opgeslagen zijn
(wir) hätten gespeichert / wären gespeichert wij zouden hebben opgeslagen / zouden opgeslagen zijn
(ihr) hättet gespeichert / wärt gespeichert jullie zouden opslaan / zouden zijn opgeslagen
(sie) hätten gespeichert / wären gespeichert zij zouden hebben opgeslagen / zij zouden opgeslagen zijn

Imperativ

Imperativ 

Duits Nederlands
Speichere! jij slaat op