Teilnehmen (deelnemen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van teilnehmen (deelnemen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Teilnehmen (deelnemen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 4: Lifestyle (Levensstijl)

Les 23: Hobby-Kurse (Hobbylessen)

Infinitiv Partizip
Teilnehmen (deelnemen) teilgenommen (deelnomen)

Werkwoordstijden

Indikativ

Präsens 

Duits Nederlands

Präteritum 

Duits Nederlands
(ich) nahm teil ik nam deel
(du) nahmst teil jij nam deel
(er/sie/es) nahm teil hij/zij/het nam deel
(wir) nahmen teil wij namen deel
(ihr) nahmt teil jullie namen deel
(sie) nahmen teil zij namen deel

Perfekt 

Duits Nederlands
(ich) habe teilgenommen ik heb deelgenomen
(du) hast teilgenommen jij hebt deelgenomen
(er/sie/es) hat teilgenommen hij/zij/het heeft deelgenomen
(wir) haben teilgenommen wij hebben deelgenomen
(ihr) habt teilgenommen jullie hebben deelgenomen
(sie) haben teilgenommen zij hebben deelgenomen

Plusquamperfekt 

Duits Nederlands
(ich) hatte teilgenommen ik had deelgenomen
(du) hattest teilgenommen jij had deelgenomen
(er/sie/es) hatte teilgenommen hij/zij/het had deelgenomen
(wir) hatten teilgenommen wij hadden deelgenomen
(ihr) hattet teilgenommen jullie hadden deelgenomen
(sie) hatten teilgenommen zij hadden deelgenomen

Futur I 

Duits Nederlands
ich werde teilnehmen ik zal deelnemen
du wirst teilnehmen jij zult deelnemen
er/sie/es wird teilnehmen hij/zij/het zal deelnemen
wir werden teilnehmen wij zullen deelnemen
ihr werdet teilnehmen jullie zullen deelnemen
sie werden teilnehmen zij zullen deelnemen

Futur II 

Duits Nederlands
(ich) werde teilgenommen haben ik zal hebben deelgenomen
(du) wirst teilgenommen haben jij zult hebben deelgenomen
(er/sie/es) wird teilgenommen haben hij/zij/het zal hebben deelgenomen
(wir) werden teilgenommen haben wij zullen deelgenomen hebben
(ihr) werdet teilgenommen haben jullie zullen deelgenomen hebben
(sie) werden teilgenommen haben zij zullen deelgenomen hebben

Konjunktiv II

Konjunktiv II Präsens 

Duits Nederlands
(ich) teilnähme ik zou deelnemen
(du) teilnähmest/teilnähmesest jij zou deelnemen
(er/sie/es) teilnähme hij/zij/het zou deelnemen
(wir) teilnähmen wij zouden deelnemen
(ihr) teilnähmet jullie zouden deelnemen
(sie) teilnähmen zij zouden deelnemen

Konjunktiv II Vergangenheit 

Duits Nederlands
ich hätte teilgenommen ik zou hebben deelgenomen
du hättest teilgenommen jij zou hebben deelgenomen
er/sie/es hätte teilgenommen hij/zij/het zou hebben deelgenomen
wir hätten teilgenommen wij zouden hebben deelgenomen
ihr hättet teilgenommen jullie zouden hebben deelgenomen
sie hätten teilgenommen zij zouden hebben deelgenomen

Imperativ

Imperativ 

Duits Nederlands
N/A jij neem deel