Übernachten (overnachten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen Delen Gekopieerd!

Vervoeging van Übernachten (overnachten) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 1: Reisen: ab ins Unbekannte! (Reizen: op avontuur!)

Les 3: Buche deine Unterkunft. (Boek uw accommodatie)

Infinitiv	Partizip
Übernachten (overnachten)	übernachtet (overnacht)

Werkwoordstijden

Duits	Nederlands
(ich) übernachtete	ik overnachtte
(du) übernachtetest/übernachtetest	jij overnachtte
(er/sie/es) übernachtete	hij/zij/het overnachtte
(wir) übernachteten	wij overnachtten
(ihr) übernachtetet	jullie overnachtten
(sie) übernachteten	zij overnachtten

Duits	Nederlands
(ich) werde übernachtet haben	ik zal zijn overnacht
(du) wirst übernachtet haben	jij zult overnacht hebben
(er/sie/es) wird übernachtet haben	hij/zij/het zal overnacht hebben
(wir) werden übernachtet haben	wij zullen overnacht hebben
(ihr) werdet übernachtet haben	jullie zullen overnacht hebben
(sie) werden übernachtet haben	zij zullen overnacht hebben

Duits	Nederlands
(ich) übernachtetest	ik zou overnachten
(du) übernachtetest	jij zou overnachten
(er/sie/es) übernachte	hij zou overnachten/zij zou overnachten/het zou overnachten
(wir) übernachteteten	wij zouden overnachten
(ihr) übernachtetet	jullie zouden overnachten
(sie) übernachteten	zij zouden overnachten

Duits	Nederlands
(ich) hätte übernachtet	ik zou overnachten
(du) hättest übernachtet	jij zou overnachten
(er/sie/es) hätte übernachtet	hij/zij/het zou overnacht hebben
(wir) hätten übernachtet	wij zouden overnachten
(ihr) hättet übernachtet	jullie zouden overnacht hebben
(sie) hätten übernachtet	zij zouden overnachten

Duits	Nederlands
Übernachte nicht!	jij moet niet overnachten