Entrer (binnenkomen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van entrer (binnenkomen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Entrer (binnenkomen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 5: À la maison (Thuis)

Les 31: Notre maison (Ons huis)

Infinitif Participe passé
Entrer (binnenkomen) entré (binnengekomen)

Werkwoordsvervoegingen

Indicatif

Present 

Frans Nederlands
(je/j') j'entre ik kom binnen
tu entres jij komt binnen
il/elle/on entre hij/zij/men komt binnen
nous entrons wij komen binnen
vous entrez u komt binnen
ils/elles entrent zij komen binnen

Imparfait 

Frans Nederlands
(je/j') entrais ik kwam binnen
(tu) entrais jij kwam binnen
(il/elle/on) entrait hij/zij/men kwam binnen
(nous) entrions wij kwamen binnen
(vous) entriez jullie kwamen binnen
(ils/elles) entraient zij gingen binnen

Passé composé 

Frans Nederlands
(je/j') je suis entré/entrée ik ben binnengekomen
tu es entré/entrée jij bent binnengekomen
il/elle/on est entré/entrée hij/zij/men is binnengekomen
nous sommes entrés/entrées wij zijn binnengekomen
vous êtes entré/entrée(s) u bent binnengekomen
ils/elles sont entrés/entrées zij zijn binnengekomen

Plus-que-parfait 

Frans Nederlands
(je/j') j'étais entré / j'étais entrée ik was binnengekomen
tu étais entré / tu étais entrée jij was binnengekomen / jij was binnengekomen
(il/elle/on) il était entré / elle était entrée / on était entré(e) hij was binnengekomen / zij was binnengekomen / men was binnengekomen
nous étions entrés / nous étions entrées wij waren binnengekomen
vous étiez entré(s) / entrée(s) jullie waren binnengekomen / u was binnengekomen
(ils/elles) ils étaient entrés / elles étaient entrées zij waren binnengekomen

Futur simple 

Frans Nederlands
(je/j') j'entrerai ik zal binnenkomen
tu entreras jij zult binnenkomen
il/elle/on entrera hij/zij/men zal binnenkomen
nous entrerons wij zullen binnenkomen
vous entrerez jullie zullen binnenkomen / u zult binnenkomen
ils/elles entreront zij zullen binnenkomen

Futur antérieur 

Frans Nederlands
(je/j') serai entré/entré(e) ik zal binnengekomen zijn
(tu) seras entré/entré(e) jij zal binnengekomen zijn
(il/elle/on) sera entré/entrée/entré(e) hij/zij/men zal zijn binnengekomen
(nous) serons entrés/entrées wij zullen binnengekomen zijn
(vous) serez entré(s)/entrée(s) jullie/zult zijn binnengekomen
(ils/elles) seront entrés/entrées zij zullen binnengekomen zijn

Conditionnel

Conditionnel présent 

Frans Nederlands
(je/j') entrerais ik zou binnenkomen
(tu) entrerais jij zou binnenkomen
(il/elle/on) entrerait hij/zij/men zou binnenkomen
(nous) entrerions wij zouden binnenkomen
(vous) entreriez u zou binnenkomen
(ils/elles) entreraient zij zouden binnenkomen

Conditionnel passé 

Frans Nederlands
(je/j') je serais entré / entrée ik zou binnengekomen zijn
tu serais entré / entrée jij zou binnenkomen
(il/elle/on) il serait entré / elle serait entrée / on serait entré hij zou zijn binnengekomen / zij zou zijn binnengekomen / men zou zijn binnengekomen
nous serions entrés / entrées wij zouden binnengekomen zijn
vous seriez entré / entrée / entrés / entrées jullie zouden binnengekomen zijn / u zou binnengekomen zijn / jullie zouden binnengekomen zijn / u zou binnengekomen zijn
(ils/elles) ils seraient entrés / elles seraient entrées zij zouden binnengekomen zijn

Subjonctif

Subjonctif présent 

Frans Nederlands
(je/j') que j'entre ik binnenkom
(tu) que tu entres jij binnenkomt
(il/elle/on) qu'il entre / qu'elle entre / qu'on entre hij/zij/men komt binnen
(nous) que nous entrions wij binnenkomen
(vous) que vous entriez u binnenkomt
(ils/elles) qu'ils entrent / qu'elles entrent zij dat zij binnenkomen

Subjonctif passé 

Frans Nederlands
(je/j') que je sois entré / que je sois entrée ik ben binnengekomen
(tu) que tu sois entré / que tu sois entrée jij dat je bent binnengekomen
(il/elle/on) qu'il soit entré / qu'elle soit entrée / qu'on soit entré hij/zij/men binnnengekomen is
(nous) que nous soyons entrés / que nous soyons entrées wij dat wij binnengekomen zijn
(vous) que vous soyez entrés / que vous soyez entrées jullie zijn binnengekomen
(ils/elles) qu'ils soient entrés / qu'elles soient entrées zij zijn binnengekomen

Impératif

Impératif 

Frans Nederlands
Entrons! kom binnen
Entre! u komt binnen