Chiedere (vragen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van chiedere (vragen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Chiedere (vragen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 3: Ogni giorno (Dag tot dag)

Les 18: Chiedere cose (Dingen vragen)

Infinito Participio passato
Chiedere (vragen) Chiesto (gevraagd)

Werkwoordstijden

Indicativo

Presente 

Italiaans Nederlands
(io) chiedo ik vraag
(tu) chiedi jij vraagt
(lui/lei) chiede hij/zij vraagt
(noi) chiediamo wij vragen
(voi) chiedete jullie vragen
(loro) chiedono zij vragen

Imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) chiedevo ik vroeg
(tu) chiedevi jij vroeg
(lui/lei) chiedeva hij/zij vroeg
(noi) chiedevamo wij vroegen
(voi) chiedevate jullie vroegen
(loro) chiedevano zij vroegen

Passato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) ho chiesto ik heb gevraagd
(tu) hai chiesto jij hebt gevraagd
(lui/lei) ha chiesto hij/zij heeft gevraagd
(noi) abbiamo chiesto wij hebben gevraagd
(voi) avete chiesto jullie hebben gevraagd
(loro) hanno chiesto zij hebben gevraagd

Trapassato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) avevo chiesto ik had gevraagd
(tu) avevi chiesto jij had gevraagd
(lui/lei) aveva chiesto hij/zij had gevraagd
(noi) avevamo chiesto wij hadden gevraagd
(voi) avevate chiesto jullie hadden gevraagd
(loro) avevano chiesto zij hadden gevraagd

Futuro semplice 

Italiaans Nederlands
(io) chiederò ik zal vragen
(tu) chiederai jij zult vragen
(lui/lei) chiederà hij/zij zal vragen
(noi) chiederemo wij zullen vragen
(voi) chiederete jullie zullen vragen
(loro) chiederanno zij zullen vragen

Futuro anteriore 

Italiaans Nederlands
(io) avrò chiesto ik zal gevraagd hebben
(tu) avrai chiesto jij zult gevraagd hebben
(lui/lei) avrà chiesto hij/zij zal gevraagd hebben
(noi) avremo chiesto wij zullen gevraagd hebben
(voi) avrete chiesto jullie zullen gevraagd hebben
(loro) avranno chiesto zij zullen gevraagd hebben

Condizionale

Condizionale presente 

Italiaans Nederlands
(io) chiederei ik zou vragen
(tu) chiederesti jij zou vragen
(lui/lei) chiederebbe hij/zij zou vragen
(noi) chiederemmo wij zouden vragen
(voi) chiedereste jullie zouden vragen
(loro) chiederebbero zij zouden vragen

Condizionale passato 

Italiaans Nederlands
(io) avrei chiesto ik zou gevraagd hebben
(tu) avresti chiesto jij zou gevraagd hebben
(lui/lei) avrebbe chiesto hij/zij zou hebben gevraagd
(noi) avremmo chiesto wij zouden gevraagd hebben
(voi) avreste chiesto jullie zouden gevraagd hebben
(loro) avrebbero chiesto zij zouden hebben gevraagd

Congiuntivo

Congiuntivo presente 

Italiaans Nederlands
(io) che io chieda ik dat ik vraag
(tu) che tu chieda jij dat jij vraagt
(lui/lei) che lui/lei chieda hij/zij dat hij/zij vraagt
(noi) che noi chiediamo wij vragen
(voi) che voi chiediate jullie vragen
(loro) che loro chiedano zij vragen

Congiuntivo passato 

Italiaans Nederlands
(io) abbia chiesto ik heb gevraagd
(tu) abbia chiesto jij hebt gevraagd
(lui/lei) abbia chiesto hij/zij heeft gevraagd
(noi) abbiamo chiesto wij hebben gevraagd
(voi) abbiate chiesto jullie hebben gevraagd
(loro) abbiano chiesto zij hebben gevraagd

Congiuntivo imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) chiedessi ik vroeg
(tu) chiedessi jij vroeg
(lui/lei) chiedesse hij/zij vroeg
(noi) chiedessimo wij zouden vragen
(voi) chiedeste jullie vroegen
(loro) chiedessero zij zouden vragen

Congiuntivo trapassato 

Italiaans Nederlands
(io) avessi chiesto ik had gevraagd
(tu) avessi chiesto jij zou hebben gevraagd
(lui/lei) avesse chiesto hij/zij had gevraagd
(noi) avessimo chiesto wij hadden gevraagd
(voi) aveste chiesto jullie hadden gevraagd
(loro) avessero chiesto zij zouden gevraagd hebben

Imperativo

Imperativo 

Italiaans Nederlands
Chieda! jij vraagt
Chiedi! Hij/zij vragen
Chieda! jij vraagt
Chiediamo! jullie vragen
Chiedete! zij vragen