10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Compiere (voltooien) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van compiere (voltooien) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Compiere (voltooien) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Categorie: a1

Module 1: Presentarsi (Jezelf voorstellen)

Les 6: Dire la tua età (Je leeftijd zeggen)

Infinito Participio passato
Compiere (voltooien) Compiuto (voltooid)

Werkwoordstijden

Indicativo

Presente 

Italiaans Nederlands
(io) completo / compio ik voltooi / voltooi
(tu) completi / compi jij voltooit
(lui/lei) completa / compie hij/zij voltooit
(noi) completiamo / compiamo wij voltooien / wij volbrengen
(voi) completate / compiete jullie voltooien
(loro) completano / compiono zij voltooien

Imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) compiEvo/compiEvo ik voltooide/voltooide
(tu) compiEvi/compiEvi jij voltooide
(lui/lei) compiEva/compiEva hij voltooide/zij voltooide
(noi) compiEvamo/compiEvamo wij voltooiden
(voi) compiEvate/compiEvate jullie voltooiden/jullie voltooiden
(loro) compiEvano/compiEvano zij voltooiden

Passato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) ho compiuto ik heb voltooid
(tu) hai compiuto jij hebt voltooid
(lui/lei) ha compiuto hij/zij heeft voltooid
(noi) abbiamo compiuto wij hebben voltooid
(voi) avete compiuto jullie hebben voltooid
(loro) hanno compiuto zij hebben voltooid

Trapassato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) avevo compiuto ik had voltooid
(tu) avevi compiuto jij had voltooid
(lui/lei) aveva compiuto hij/zij had voltooid
(noi) avevamo compiuto wij hadden voltooid
(voi) avevate compiuto jullie hadden voltooid
(loro) avevano compiuto zij hadden voltooid

Futuro semplice 

Italiaans Nederlands
(io) compirò ik zal voltooien
(tu) compirai jij zult voltooien
(lui/lei) compirà hij/zij zal voltooien
(noi) compiremo wij zullen voltooien
(voi) compirete jullie zullen voltooien
(loro) compiranno zij zullen voltooien

Futuro anteriore 

Italiaans Nederlands
(io) avrò compiuto ik zal hebben voltooid
(tu) avrai compiuto jij zult hebben voltooid
(lui/lei) avrà compiuto hij/zij zal voltooid hebben
(noi) avremo compiuto wij zullen voltooid hebben
(voi) avrete compiuto jullie zullen voltooid hebben
(loro) avranno compiuto zij zullen voltooien

Condizionale

Condizionale presente 

Italiaans Nederlands
(io) compierei ik zou voltooien
(tu) compareresti/compierebbe jij zou voltooien
(lui/lei) compierebbe hij/zij zou voltooien
(noi) compiemmo/compierebbe wij zouden voltooien
(voi) compierebbe/compiemmo jullie zouden voltooien
(loro) compierebbero zij zouden voltooien

Condizionale passato 

Italiaans Nederlands
(io) avrei compiuto ik zou voltooien
(tu) avresti compiuto jij zou voltooien
(lui/lei) avrebbe compiuto hij/zij zou hebben voltooid
(noi) avremmo compiuto wij zouden hebben voltooid
(voi) avreste compiuto jullie zouden hebben voltooid
(loro) avrebbero compiuto zij zouden hebben voltooid

Congiuntivo

Congiuntivo presente 

Italiaans Nederlands
(io) compia ik voltooi
(tu) compia jij voltooien
(lui/lei) compia hij/zij voltooit
(noi) compiamo wij voltooien
(voi) compiate jullie voltooien
(loro) compiano zij voltooien

Congiuntivo passato 

Italiaans Nederlands
(io) che io abbia compiuto ik heb voltooid
(tu) che tu abbia compiuto jij hebt voltooid
(lui/lei) che lui/lei abbia compiuto hij/zij heb voltooide
(noi) che noi abbiamo compiuto wij hebben voltooid
(voi) che voi abbiate compiuto jullie hebben voltooid
(loro) che loro abbiano compiuto zij dat zij voltooid hebben

Congiuntivo imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) compiessi ik voltooide
(tu) compiessi jij voltooide
(lui/lei) compiesse hij voltooide/zij voltooide
(noi) compiessimo wij voltooiden
(voi) compieste jullie voltooiden
(loro) compiessero zij voltooiden

Congiuntivo trapassato 

Italiaans Nederlands
io avessi compiuto ik had voltooid
tu avessi compiuto jij zou voltooien
lui/lei avesse compiuto hij/zij had voltooid
noi avessimo compiuto wij hadden voltooid
voi aveste compiuto jullie zouden hebben voltooid
loro avessero compiuto zij zouden hebben voltooide

Imperativo

Imperativo 

Italiaans Nederlands
Compiamo! Jij voltooi!
Compì! Hij voltooi
Compia! wij voltooien
Compiamo! Jij voltooi!
Compite! Jullie voltooien