10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Conoscere (kennen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van conoscere (kennen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Conoscere (kennen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 2: Dalle ore alle stagioni (Van uren tot seizoenen)

Les 13: Dire l'ora e leggere l'orologio (Hoe laat is het? De klok lezen.)

Infinito Participio passato
Conoscere (kennen) Conosciuto (geken)

Werkwoordstijden

Indicativo

Presente 

Italiaans Nederlands
(io) conosco ik ken
(tu) conosci jij kent
(lui/lei) conosce hij/zij kent
(noi) conosciamo wij kennen
(voi) conoscete jullie kennen
(loro) conoscono zij kennen

Imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) conoscevo ik kende
(tu) conoscevi jij kende
(lui/lei) conosceva hij/zij kende
(noi) conoscevamo wij kenden
(voi) conoscevate jullie kenden
(loro) conoscevano zij kenden

Passato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) ho conosciuto ik heb gekend
(tu) hai conosciuto jij hebt gekend
(lui/lei) ha conosciuto hij/zij heeft gekend
(noi) abbiamo conosciuto wij hebben gekend
(voi) avete conosciuto jullie hebben gekend
(loro) hanno conosciuto zij hebben gekend

Trapassato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) avevo conosciuto ik had gekend
(tu) avevi conosciuto jij had gekend
(lui/lei) aveva conosciuto hij/zij had gekend
(noi) avevamo conosciuto wij hadden gekend
(voi) avevate conosciuto jullie hadden gekend
(loro) avevano conosciuto zij hadden gekend

Futuro semplice 

Italiaans Nederlands
(io) conoscerò ik zal kennen
(tu) conoscerai jij zult kennen
(lui/lei) conoscerà hij/zij zal kennen
(noi) conosceremo wij zullen kennen
(voi) conoscerete jullie zullen kennen
(loro) conosceranno zij zullen kennen

Futuro anteriore 

Italiaans Nederlands
(io) avrò conosciuto ik zal gekend hebben
(tu) avrai conosciuto jij zult gekend hebben
(lui/lei) avrà conosciuto hij/zij zal gekend hebben
(noi) avremo conosciuto wij zullen gekend hebben
(voi) avrete conosciuto jullie zullen gekend hebben
(loro) avranno conosciuto zij zullen gekend hebben

Condizionale

Condizionale presente 

Italiaans Nederlands
(io) conoscerei ik zou kennen
(tu) conosceresti jij zou kennen
(lui/lei) conoscerebbe hij/zij zou kennen
(noi) conosceremmo wij zouden kennen
(voi) conoscereste jullie zouden kennen
(loro) conoscerebbero zij zouden kennen

Condizionale passato 

Italiaans Nederlands
(io) avrei conosciuto ik zou gekend hebben
(tu) avresti conosciuto jij zou gekend hebben
(lui/lei) avrebbe conosciuto hij/zij zou gekend hebben
(noi) avremmo conosciuto wij zouden gekend hebben
(voi) avreste conosciuto jullie zouden gekend hebben
(loro) avrebbero conosciuto zij zouden gekend hebben

Congiuntivo

Congiuntivo presente 

Italiaans Nederlands
(io) conosca ik ken
(tu) conosca jij kent
(lui/lei) conosca hij/zij kent
(noi) conosciamo wij kennen
(voi) conosciate jullie kennen
(loro) conoscano zij kennen

Congiuntivo passato 

Italiaans Nederlands
(io) che io abbia conosciuto ik heb gekend
(tu) che tu abbia conosciuto jij hebt gekend
(lui/lei) che lui/lei abbia conosciuto hij/zij die hij/zij heeft gekend
(noi) che noi abbiamo conosciuto wij die wij hebben gekend
(voi) che voi abbiate conosciuto jullie hebben gekend
(loro) che loro abbiano conosciuto zij hebben gekend

Congiuntivo imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) conoscessi ik kende
(tu) conoscessi jij zou kennen
(lui/lei) conoscesse hij/zij kende
(noi) conoscessimo wij zouden kennen
(voi) conoseste jullie kenden
(loro) conoscessero zij kenden

Congiuntivo trapassato 

Italiaans Nederlands
(io) avessi conosciuto ik had gekend
(tu) avessi conosciuto jij had gekend
(lui/lei) avesse conosciuto hij/zij zou gekend hebben
(noi) avessimo conosciuto wij hadden gekend
(voi) aveste conosciuto jullie hadden gekend
(loro) avessero conosciuto zij hadden gekend

Imperativo

Imperativo 

Italiaans Nederlands
Conosci! Jij ken
Conosci! Jij ken
Conosca! Laten we kennen
Conosciamo! jullie kennen
Conoscete! Kennen zij