Muovere (bewegen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van muovere (bewegen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Muovere (bewegen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 5: A casa (Thuis)

Les 31: La nostra casa (Ons huis)

Infinito Participio passato
Muovere (bewegen) Mosso (bewogen)

Werkwoordstijden

Indicativo

Presente 

Italiaans Nederlands
(io) muovo ik beweeg
(tu) muovi jij beweegt
(lui/lei) muove hij/zij beweegt
(noi) muoviamo wij bewegen
(voi) muovete jullie bewegen
(loro) muovono zij bewegen

Imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) muovevo ik bewoog
(tu) muovevi jij bewoog
(lui/lei) muoveva hij/beweegde
(noi) muovevamo wij bewogen
(voi) muovevate jullie bewogen
(loro) muovevano zij bewogen

Passato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) ho mosso ik heb bewogen
(tu) hai mosso jij hebt bewogen
(lui/lei) ha mosso hij/zij heeft bewogen
(noi) abbiamo mosso wij hebben bewogen
(voi) avete mosso jullie hebben bewogen
(loro) hanno mosso zij hebben bewogen

Trapassato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) avevo mosso ik had bewogen
(tu) avevi mosso jij had bewogen
(lui/lei) aveva mosso hij/zij had bewogen
(noi) avevamo mosso wij hadden bewogen
(voi) avevate mosso jullie hadden bewogen
(loro) avevano mosso zij hadden bewogen

Futuro semplice 

Italiaans Nederlands
(io) muoverò ik zal bewegen
(tu) muoverai jij zult bewegen
(lui/lei) muoverà hij/zij zal bewegen
(noi) muoveremo wij zullen bewegen
(voi) muoverete jullie zullen bewegen
(loro) muoveranno zij zullen bewegen

Futuro anteriore 

Italiaans Nederlands
(io) avrò mosso ik zal hebben bewogen
(tu) avrai mosso jij zult hebben bewogen
(lui/lei) avrà mosso hij/zij zal hebben bewogen
(noi) avremo mosso wij zullen hebben bewogen
(voi) avrete mosso jullie zullen hebben bewogen
(loro) avranno mosso zij zullen bewogen hebben

Condizionale

Condizionale presente 

Italiaans Nederlands
(io) muoverei ik zou bewegen
(tu) muoveresti jij zou bewegen
(lui/lei) muoverebbe hij/zij zou bewegen
(noi) muoveremmo wij zouden bewegen
(voi) muovereste jullie zouden bewegen
(loro) muoverebbero zij zouden bewegen

Condizionale passato 

Italiaans Nederlands
(io) avrei mosso ik zou hebben bewogen
(tu) avresti mosso jij zou bewegen
(lui/lei) avrebbe mosso hij/zij zou bewegen
(noi) avremmo mosso wij zouden hebben bewogen
(voi) avreste mosso jullie zouden hebben bewogen
(loro) avrebbero mosso zij zouden bewogen hebben

Congiuntivo

Congiuntivo presente 

Italiaans Nederlands
(io) muova ik beweeg
(tu) muova jij beweegt
(lui/lei) muova hij/zij beweegt
(noi) moviamo wij bewegen
(voi) moviate jullie bewegen
(loro) muovano zij bewegen

Congiuntivo passato 

Italiaans Nederlands
(io) che io abbia mosso / che io sia mosso ik heb bewogen / ik ben bewogen
(tu) che tu abbia mosso / che tu sia mosso jij hebt bewogen / jij bent bewogen
(lui/lei) che lui/lei abbia mosso / che lui/lei sia mosso hij/zij bewoog / hij/zij is bewogen
(noi) che noi abbiamo mosso / che noi siamo mossi wij hebben bewogen / wij zijn bewogen
(voi) che voi abbiate mosso / che voi siate mossi jullie hebben bewogen / jullie zijn bewogen
(loro) che loro abbiano mosso / che loro siano mossi zij dat zij bewogen hebben / dat zij bewogen zijn

Congiuntivo imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) muovessi/muovessi ik zou bewegen/ik zou bewegen
(tu) muovessi/muovessi jij zou bewegen
(lui/lei) muovesse/muovesse hij/zij bewoog
(noi) muovessimo/muovessimo wij bewogen/wij bewogen
(voi) muoveste/muoveste jullie bewogen/jullie bewogen
(loro) muovessero/muovessero zij zouden bewegen

Congiuntivo trapassato 

Italiaans Nederlands
(io) avessi mosso ik had bewogen
(tu) avessi mosso jij zou hebben bewogen
(lui/lei) avesse mosso hij/zij had bewogen
(noi) avessimo mosso wij hadden bewogen
(voi) aveste mosso jullie hadden bewogen
(loro) avessero mosso zij hadden bewogen

Imperativo

Imperativo 

Italiaans Nederlands
Muovi! Jij beweeg
Muovi! Jij beweeg
Muova! Laten we bewegen
Muoviamo! jullie bewegen
Muovete! Beweeg!