A1.31: Ons huis

La nostra casa

In deze les leer je het verschil en het gebruik van de Italiaanse uitdrukkingen 'c'è' en 'ci sono' voor het beschrijven van ruimtes en objecten in en rondom het huis. Je oefent met leerzame voorbeelden, dialogen en een kort verhaal, waarmee je praktische vocabulaire en grammatica opbouwt over het huis en wonen.

Woordenschat (14)

 La casa: Het huis (Italian)

La casa

Show

Het huis Show

 La camera da letto: de slaapkamer (Italian)

La camera da letto

Show

De slaapkamer Show

 Il bagno: de badkamer (Italian)

Il bagno

Show

De badkamer Show

 La cucina: De keuken (Italian)

La cucina

Show

De keuken Show

 Il salotto: de woonkamer (Italian)

Il salotto

Show

De woonkamer Show

 Il giardino: De tuin (Italian)

Il giardino

Show

De tuin Show

 Il garage: de garage (Italian)

Il garage

Show

De garage Show

 Il balcone: het balkon (Italian)

Il balcone

Show

Het balkon Show

 Le scale: De trap (Italian)

Le scale

Show

De trap Show

 Il corridoio: de gang (Italian)

Il corridoio

Show

De gang Show

 La finestra: Het raam (Italian)

La finestra

Show

Het raam Show

 Pulire (schoonmaken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Pulire

Show

Schoonmaken Show

 Muovere (bewegen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Muovere

Show

Bewegen Show

 Convivere (samenwonen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Convivere

Show

Samenwonen Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
grande tavolo. | C'è una | con un | cucina moderna
C'è una cucina moderna con un grande tavolo.
(Er is een moderne keuken met een grote tafel.)
2.
ci sono | Nel salotto | comodi. | due divani
Nel salotto ci sono due divani comodi.
(In de woonkamer staan twee comfortabele banken.)
3.
al primo | casa. | bagno nuovo | piano della | C'è un
C'è un bagno nuovo al primo piano della casa.
(Er is een nieuwe badkamer op de eerste verdieping van het huis.)
4.
tre camere | e un | balcone grande. | da letto | Ci sono
Ci sono tre camere da letto e un balcone grande.
(Er zijn drie slaapkamers en een groot balkon.)
5.
con delle | piante. | Nel giardino | piccola fontana | c'è una
Nel giardino c'è una piccola fontana con delle piante.
(In de tuin is een kleine fontein met planten.)
6.
le scale | per andare | al garage. | vicino all'ingresso | Ci sono
Ci sono le scale vicino all'ingresso per andare al garage.
(Er is een trap bij de ingang naar de garage.)

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

C'è una cucina spaziosa con una grande finestra. (Er is een ruime keuken met een groot raam.)
Nel salotto ci sono due poltrone comode. (In de woonkamer staan twee comfortabele fauteuils.)
C'è un bagno al primo piano vicino alla camera da letto. (Er is een badkamer op de eerste verdieping dichtbij de slaapkamer.)
Ci sono delle scale che portano al giardino. (Er zijn trappen die naar de tuin leiden.)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Classificeer deze woorden op basis van waar ze zich bevinden: binnen het huis of buiten het huis.

Interni della casa

Esterni della casa

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Muovere


Bewegen

2

Il giardino


De tuin

3

La casa


Het huis

4

Le scale


De trap

5

La finestra


Het raam

Esercizio 5: Gespreksoefening

Istruzione:

  1. Noem de kamers van je huis of appartement. (Noem de kamers van je huis of appartement.)
  2. Beschrijf verschillende woningtypes. (Beschrijf verschillende woningtypes.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Questa casa ha sei stanze.

Dit huis heeft zes kamers.

Il soggiorno è al piano terra, accanto all'ingresso.

De woonkamer bevindt zich op de begane grond, naast de hal.

C'è un balcone al primo piano.

Er is een balkon op de eerste verdieping.

Il mio appartamento ha una cucina, una camera da letto e un bagno.

Mijn appartement heeft een keuken, een slaapkamer en een badkamer.

La camera da letto ha un balcone.

De slaapkamer heeft een balkon.

Sto cercando un appartamento con una camera da letto.

Ik ben op zoek naar een eenkamerappartement.

L'affitto del monolocale include tutte le spese mensili.

De huur voor de studio omvat alle maandelijkse kosten.

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. In questa casa ____ un grande giardino dove convivono molte piante.

(In dit huis ____ een grote tuin waar veel planten samenleven.)

2. Ieri ____ pulito il salotto e il corridoio.

(Gisteren ____ de woonkamer en de gang schoongemaakt.)

3. Nel garage ____ due macchine e una bicicletta che muovo spesso.

(In de garage ____ twee auto's en een fiets die ik vaak verplaats.)

4. Ogni giorno ____ felicemente con i miei coinquilini.

(Elke dag ____ gelukkig samen met mijn huisgenoten.)

Oefening 8: Het nieuwe huis van Marco en Laura

Instructie:

Marco e Laura (Convivere - Presente) in un appartamento al secondo piano. In casa loro (Essere - Presente) un salotto grande con un balcone. Ieri, dopo il lavoro, io e Laura (Pulire - Passato prossimo) pulito il corridoio e il bagno. Poi Marco (Muovere - Passato prossimo) mosso le sedie per pulire il pavimento sotto il tavolo della cucina. Adesso (Essere - Presente) tanti fiori nel giardino e la casa è molto accogliente.


Marco en Laura wonen samen in een appartement op de tweede verdieping. In hun huis is een grote woonkamer met een balkon. Gisteren, na het werk, hebben Laura en ik de gang en de badkamer schoongemaakt . Daarna heeft Marco de stoelen verplaatst om de vloer onder de eettafel schoon te maken. Nu staan er veel bloemen in de tuin en het huis is erg gezellig.

Werkwoordschema's

Convivere - Samenwonen

Presente

  • io convivo
  • tu convivi
  • lui/lei convive
  • noi conviviamo
  • voi convivete
  • loro convivono

Essere - Zijn

Presente

  • io sono
  • tu sei
  • lui/lei è
  • noi siamo
  • voi siete
  • loro sono

Pulire - Schoonmaken

Passato prossimo

  • io ho pulito
  • tu hai pulito
  • lui/lei ha pulito
  • noi abbiamo pulito
  • voi avete pulito
  • loro hanno pulito

Muovere - Verplaatsen

Passato prossimo

  • io ho mosso
  • tu hai mosso
  • lui/lei ha mosso
  • noi abbiamo mosso
  • voi avete mosso
  • loro hanno mosso

Oefening 9: L'uso di 'c'è' e 'ci sono'

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Het gebruik van 'c'è' en 'ci sono'

Toon vertaling Toon antwoorden

c'è, ci sono

1.
Nel salotto ... una grande finestra.
(In de woonkamer is een groot raam.)
2.
In questa casa ... tre camere da letto.
(In dit huis zijn er drie slaapkamers.)
3.
Nel bagno ... uno specchio sopra il lavandino.
(In de badkamer is er een spiegel boven de wastafel.)
4.
In cucina ... piatti e bicchieri.
(In de keuken zijn er borden en glazen.)
5.
Nel corridoio ... un armadio piccolo.
(In de gang is een klein kastje.)
6.
Non ... corridoi in questa casa.
(Er zijn geen gangen in dit huis.)
7.
Sul balcone ... una pianta verde.
(Op het balkon staat een groene plant.)
8.
Nel giardino ... tanti fiori.
(In de tuin zijn er veel bloemen.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.31.1 Grammatica

L'uso di 'c'è' e 'ci sono'

Het gebruik van 'c'è' en 'ci sono'


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Convivere samenwonen

Presente

Italiaans Nederlands
(io) convivo ik samenwoon
(tu) convivi jij woont samen
(lui/lei) convive hij/zij woont samen
(noi) conviviamo wij wonen samen
(voi) convivete jullie samenwonen
(loro) convivono zij wonen samen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Muovere bewegen

Passato prossimo

Italiaans Nederlands
(io) ho mosso ik heb bewogen
(tu) hai mosso jij hebt bewogen
(lui/lei) ha mosso hij/zij heeft bewogen
(noi) abbiamo mosso wij hebben bewogen
(voi) avete mosso jullie hebben bewogen
(loro) hanno mosso zij hebben bewogen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Pulire schoonmaken

Passato prossimo

Italiaans Nederlands
(io) ho pulito ik heb schoongemaakt
(tu) hai pulito jij hebt schoongemaakt
(lui/lei) ha pulito hij/zij heeft schoongemaakt
(noi) abbiamo pulito wij hebben schoongemaakt
(voi) avete pulito jullie hebben schoongemaakt
(loro) hanno pulito zij hebben schoongemaakt

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Italiaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem gewoon vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Introductie tot het gebruik van "c'è" en "ci sono" in het Italiaans

Deze les richt zich op het leren gebruiken van de Italiaanse uitdrukkingen "c'è" en "ci sono", die respectievelijk gebruikt worden om het bestaan van één ding of meerdere dingen aan te geven. Het onderwerp wordt uitgelegd met behulp van alledaagse voorbeelden rondom het thema ons huis.

Wat leer je in deze les?

  • Hoe en wanneer je "c'è" gebruikt voor enkelvoudige zelfstandige naamwoorden, bijvoorbeeld "C'è una cucina moderna" (Er is een moderne keuken).
  • Hoe en wanneer je "ci sono" gebruikt voor meervoudige zelfstandige naamwoorden, zoals "Ci sono tre camere da letto" (Er zijn drie slaapkamers).
  • Basiswoordenschat over kamers en ruimtes binnen en buiten het huis, zoals il bagno (de badkamer), il giardino (de tuin) en il salotto (de woonkamer).
  • Constructies met locatieaanduidingen, bijvoorbeeld "Nel salotto ci sono due divani" (In de woonkamer zijn er twee banken).

Extra aandachtspunten

De les bevat interactieve dialogen waarin je leert hoe je bijvoorbeeld kamers beschrijft en informatie vraagt over woningen. Er is ook een verhaal over Marco en Laura waarin verschillende werkwoordstijden gebruikt worden voor alledaagse handelingen in huis.

Verschillen met het Nederlands

In het Italiaans gebruik je "c'è" en "ci sono" om aan te geven dat iets ergens is, wat je in het Nederlands vaak vertaalt met "er is" en "er zijn". Bij het voorstellen van plaatsen in het huis zal je zien dat het Italiaans de locatie vaak combineert met deze uitdrukkingen, bijvoorbeeld "Nel giardino c'è una fontana" (In de tuin is er een fontein).

Enkele Nederlandse woorden en hun Italiaanse equivalenten:

  • De keuken – la cucina
  • De woonkamer – il salotto
  • De slaapkamer – la camera da letto
  • De badkamer – il bagno
  • De tuin – il giardino

Dit inzicht helpt bij het verbeteren van je communicatie over ruimtes en het structureren van zinnen op een natuurlijke manier in het Italiaans.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏