Nascere (geboren worden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van nascere (geboren worden) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Nascere (geboren worden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 1: Presentarsi (Jezelf voorstellen)

Les 3: Di dove sei? (Waar kom je vandaan?)

Infinito Participio passato
Nascere (geboren worden) Nato (geboren)

Werkwoordstijden

Indicativo

Presente 

Italiaans Nederlands
(io) nasco ik word geboren
(tu) nasci jij wordt geboren
(lui/lei) nasce hij/zij wordt geboren
(noi) nasciamo wij worden geboren
(voi) nascete jullie worden geboren
(loro) nascano zij worden geboren

Imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) nascevo ik werd geboren
(tu) nascevi jij werd geboren
(lui/lei) nasceva hij/zij werd geboren
(noi) nascevamo wij werden geboren
(voi) nascevate jullie werden geboren
(loro) nascevano zij werden geboren

Passato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) sono nato / sono nata ik ben geboren
(tu) sei nato / sei nata jij bent geboren / jij bent geboren
(lui/lei) è nato / è nata hij/zij is geboren
(noi) siamo nati / siamo nate wij zijn geboren
(voi) siete nati / siete nate jullie zijn geboren
(loro) sono nati / sono nate zij zijn geboren

Trapassato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) ero nato/ero nata ik was geboren
(tu) eri nato/eri nata jij was geboren/jij was geboren
(lui/lei) era nato/era nata hij/zij was geboren
(noi) eravamo nati/eravamo nate wij waren geboren
(voi) eravate nati/eravate nate jullie waren geboren
(loro) erano nati/erano nate zij waren geboren

Futuro semplice 

Italiaans Nederlands
(io) nascerò ik zal geboren worden
(tu) nascerai jij zult geboren worden
(lui/lei) nascerà hij/zij zal geboren worden
(noi) nasceremo wij zullen geboren worden
(voi) nascere-te jullie zullen geboren worden
(loro) nasceranno zij zullen geboren worden

Futuro anteriore 

Italiaans Nederlands
(io) sarò nato/sarò nata ik zal geboren zijn
(tu) sarai nato/sarai nata jij zult geboren zijn
(lui/lei) sarà nato/sarà nata hij/zij zal geboren zijn
(noi) saremo nati/saremo nate wij zullen geboren zijn
(voi) sarete nati/sarete nate jullie zullen geboren zijn
(loro) saranno nati/saranno nate zij zullen geboren zijn

Condizionale

Condizionale presente 

Italiaans Nederlands
(io) nascerò ik zou geboren worden
(tu) nasceresti jij zou geboren worden
(lui/lei) nascerebbe hij/zij zou geboren worden
(noi) nasceremmo wij zouden geboren worden
(voi) nascereste jullie zouden geboren worden
(loro) nascerebbero zij zouden geboren worden

Condizionale passato 

Italiaans Nederlands
(io) sarei nato / sarei nata ik zou geboren zijn
(tu) saresti nato / saresti nata jij zou geboren zijn
(lui/lei) sarebbe nato / sarebbe nata hij/zij zou geboren zijn
(noi) saremmo nati / saremmo nate wij zouden geboren zijn
(voi) sareste nati / sareste nate jullie zouden geboren zijn
(loro) sarebbero nati / sarebbero nate zij zouden geboren zijn

Congiuntivo

Congiuntivo presente 

Italiaans Nederlands
(io) nasca ik geboren word
(tu) nasca jij geboren wordt
(lui/lei) nasca hij/zij geboren word
(noi) nasciamo wij geboren worden
(voi) nasciate jullie geboren worden
(loro) nascano zij geboren worden

Congiuntivo passato 

Italiaans Nederlands
(io) sia nato/è nata ik ben geboren
(tu) sia nato/è nata jij bent geboren
(lui/lei) sia nato/è nata hij/zij geboren is
(noi) siamo nati/siamo nate wij zijn geboren
(voi) siate nati/siate nate jullie zouden geboren zijn/jullie zouden geboren zijn
(loro) siano nati/siano nate zij geboren zijn

Congiuntivo imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) nascessi ik zou geboren worden
(tu) nascessi jij zou geboren worden
(lui/lei) nascesse hij/zij geboren werd
(noi) nascessimo wij zouden geboren worden
(voi) nasceste jullie zouden geboren worden
(loro) nascessero zij zouden geboren worden

Congiuntivo trapassato 

Italiaans Nederlands
(io) fossi nato/fossì nata ik was geboren
(tu) fossi nato/fossì nata jij zou geboren zijn
(lui/lei) fosse nato/fossì nata hij/zij zou geboren zijn
(noi) fossimo nati/fossimo nate wij waren geboren
(voi) foste nati/foste nate jullie waren geboren
(loro) fossero nati/fossero nate zij waren geboren

Imperativo

Imperativo 

Italiaans Nederlands
Nasca! jij moet geboren worden
Nasci! hij/zij geboren worden
Nasca! jij moet geboren worden
Nasciamo! jullie worden geboren
Nascete! zij moeten geboren worden