Riempire (vullen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van riempire (vullen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Riempire (vullen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 5: A casa (Thuis)

Les 33: Stoviglie (Servies)

Infinito Participio passato
Riempire (vullen) Riempito (Gevuld)

Werkwoordstijden

Indicativo

Presente 

Italiaans Nederlands
(io) riempio ik vul
(tu) riempi jij vult
(lui/lei) riempie hij/zij vult
(noi) riempiamo wij vullen
(voi) riempite jullie vullen
(loro) riempiono zij vullen

Imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) riempivo ik vulde
(tu) riempivi jij vulde
(lui/lei) riempiva hij/zij vulde
(noi) riempivamo wij vulden
(voi) riempivate jullie vulden
(loro) riempivano zij vulden

Passato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) ho riempito ik heb gevuld
(tu) hai riempito jij hebt gevuld
(lui/lei) ha riempito hij/zij heeft gevuld
(noi) abbiamo riempito wij hebben gevuld
(voi) avete riempito jullie hebben gevuld
(loro) hanno riempito zij hebben gevuld

Trapassato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) avevo riempito ik had gevuld
(tu) avevi riempito jij had gevuld
(lui/lei) aveva riempito hij/zij had gevuld
(noi) avevamo riempito wij hadden gevuld
(voi) avevate riempito jullie hadden gevuld
(loro) avevano riempito zij hadden gevuld

Futuro semplice 

Italiaans Nederlands
(io) riempirò ik zal vullen
(tu) riempirai jij zult vullen
(lui/lei) riempirà hij/zij zal vullen
(noi) riempiremo wij zullen vullen
(voi) riempirete jullie zullen vullen
(loro) riempiranno zij zullen vullen

Futuro anteriore 

Italiaans Nederlands
(io) avrò riempito ik zal hebben gevuld
(tu) avrai riempito jij zult gevuld hebben
(lui/lei) avrà riempito hij/zij zal hebben gevuld
(noi) avremo riempito wij zullen gevuld hebben
(voi) avrete riempito jullie zullen hebben gevuld
(loro) avranno riempito zij zullen hebben gevuld

Condizionale

Condizionale presente 

Italiaans Nederlands
(io) riempirei ik zou vullen
(tu) riempiresti jij zou vullen
(lui/lei) riempirebbe hij/zij zou vullen
(noi) riempiremmo wij zouden vullen
(voi) riempireste jullie zouden vullen
(loro) riempirebbero zij zouden vullen

Condizionale passato 

Italiaans Nederlands
(io) avrei riempito ik zou hebben gevuld
(tu) avresti riempito jij zou hebben gevuld
(lui/lei) avrebbe riempito hij/zij zou gevuld hebben
(noi) avremmo riempito wij zouden hebben gevuld
(voi) avreste riempito jullie zouden hebben gevuld
(loro) avrebbero riempito zij zouden hebben gevuld

Congiuntivo

Congiuntivo presente 

Italiaans Nederlands
(io) riempia ik vul
(tu) riempia jij/vul
(lui/lei) riempia hij/zij vult
(noi) riempiamo wij vullen
(voi) riempiate jullie vullen
(loro) riempiano zij vullen

Congiuntivo passato 

Italiaans Nederlands
(io) che io abbia riempito ik heb gevuld
(tu) che tu abbia riempito jij hebt gevuld
(lui/lei) che lui/lei abbia riempito hij/zij heeft gevuld
(noi) che noi abbiamo riempito wij hebben gevuld
(voi) che voi abbiate riempito jullie hebben gevuld
(loro) che loro abbiano riempito zij dat zij hebben gevuld

Congiuntivo imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) riempissi ik vulde
(tu) riempissi jij zou vullen
(lui/lei) riempisse hij/zij vulde
(noi) riempissimo wij zouden vullen
(voi) riempiste jullie vulden
(loro) riempissero zij zouden vullen

Congiuntivo trapassato 

Italiaans Nederlands
(io) avessi riempito ik had gevuld
(tu) avessi riempito jij had gevuld
(lui/lei) avesse riempito hij/zij had gevuld
(noi) avessimo riempito wij hadden gevuld
(voi) aveste riempito jullie hadden gevuld
(loro) avessero riempito zij hadden gevuld

Imperativo

Imperativo 

Italiaans Nederlands
Riempio! jij vult
Riempi! Hij/zij vult
Riempi! Hij/zij vult
Riempiamo! Jullie vullen
Riempite! vul ze