Studiare (studeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van studiare (studeren) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Studiare (studeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 1: Presentarsi (Jezelf voorstellen)

Les 7: Professioni e studi (Beroepen en studies)

Infinito Participio passato
Studiare (studeren) Studiato (Gestudeerd)

Werkwoordstijden

Indicativo

Presente 

Italiaans Nederlands
(io) studio ik studeer
(tu) studi jij studeert
(lui/lei) studia hij/zij studeert
(noi) studiamo wij studeren
(voi) studiate jullie studeren
(loro) studiano zij studeren

Imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) studiavo ik studeerde
(tu) studiavi jij studeerde
(lui/lei) studiava hij/zij studeerde
(noi) studiavamo wij studeerden
(voi) studiavate jullie studeerden
(loro) studiavano zij studeerden

Passato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) ho studiato ik heb gestudeerd
(tu) hai studiato jij hebt gestudeerd
(lui/lei) ha studiato hij/zij heeft gestudeerd
(noi) abbiamo studiato wij hebben gestudeerd
(voi) avete studiato jullie hebben gestudeerd
(loro) hanno studiato zij hebben gestudeerd

Trapassato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) avevo studiato ik had gestudeerd
(tu) avevi studiato jij had gestudeerd
(lui/lei) aveva studiato hij/zij had gestudeerd
(noi) avevamo studiato wij hadden gestudeerd
(voi) avevate studiato jullie hadden gestudeerd
(loro) avevano studiato zij hadden gestudeerd

Futuro semplice 

Italiaans Nederlands
(io) studierò ik zal studeren
(tu) studierai jij zult studeren
(lui/lei) studierà hij/zij zal studeren
(noi) studieremo wij zullen studeren
(voi) studierete jullie zullen studeren
(loro) studieranno zij zullen studeren

Futuro anteriore 

Italiaans Nederlands
(io) avrò studiato ik zal gestudeerd hebben
(tu) avrai studiato jij zult gestudeerd hebben
(lui/lei) avrà studiato hij/zij zal gestudeerd hebben
(noi) avremo studiato wij zullen gestudeerd hebben
(voi) avrete studiato jullie zullen gestudeerd hebben
(loro) avranno studiato zij zullen gestudeerd hebben

Condizionale

Condizionale presente 

Italiaans Nederlands
(io) studerei ik zou studeren
(tu) studieresti jij zou studeren
(lui/lei) studerebbe hij/zij zou studeren
(noi) studieremmo wij zouden studeren
(voi) studiereste jullie zouden studeren
(loro) studerebbero zij zouden studeren

Condizionale passato 

Italiaans Nederlands
(io) avrei studiato ik zou gestudeerd hebben
(tu) avresti studiato jij zou gestudeerd hebben
(lui/lei) avrebbe studiato hij/zij zou gestudeerd hebben
(noi) avremmo studiato wij zouden gestudeerd hebben
(voi) avreste studiato jullie zouden gestudeerd hebben
(loro) avrebbero studiato zij zouden gestudeerd hebben

Congiuntivo

Congiuntivo presente 

Italiaans Nederlands
(io) studi ik studeer
(tu) studi jij studeer
(lui/lei) studi hij/zij studeert
(noi) studiàmo/studiamo wij studeren
(voi) studiate jullie studeren
(loro) studino zij studeren

Congiuntivo passato 

Italiaans Nederlands
(io) abbia studiato ik heb gestudeerd
(tu) abbia studiato jij hebt gestudeerd
(lui/lei) abbia studiato hij/zij heeft gestudeerd
(noi) abbiamo studiato wij hebben gestudeerd
(voi) abbiate studiato jullie hebben gestudeerd
(loro) abbiano studiato zij hebben gestudeerd

Congiuntivo imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) studii/studiassi ik zou studeren/ik zou studeren
(tu) studiassi jij zou studeren
(lui/lei) studiasse hij/zij studeerde
(noi) studiassimo wij studeerden
(voi) studiaste jullie zouden studeren
(loro) studiassero zij zouden studeren

Congiuntivo trapassato 

Italiaans Nederlands
(io) avessi studiato ik had gestudeerd
(tu) avessi studiato jij had gestudeerd
(lui/lei) avesse studiato hij/zij had gestudeerd
(noi) avessimo studiato wij hadden gestudeerd
(voi) aveste studiato jullie hadden gestudeerd
(loro) avessero studiato zij hadden gestudeerd

Imperativo

Imperativo 

Italiaans Nederlands
Studiamo! jij studeert
Studia! hij/zij studeert
Studi! wij studeren
Studiamo! jij studeert
Studiate! jullie studeren