10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Venire (komen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van venire (komen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Venire (komen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 1: Presentarsi (Jezelf voorstellen)

Les 3: Di dove sei? (Waar kom je vandaan?)

Infinito Participio passato
Venire (komen) Venuto (gekomen)

Werkwoordstijden

Indicativo

Presente 

Italiaans Nederlands
(io) vengo ik kom
(tu) vieni jij komt
(lui/lei) viene hij/zij komt
(noi) veniamo wij komen
(voi) venite jullie komen
(loro) vengono zij komen

Imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) venivo ik kwam
(tu) venivi jij kwam
(lui/lei) veniva hij/zij kwam
(noi) venivamo wij kwamen
(voi) venivate jullie kwamen
(loro) venivano zij kwamen

Passato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) sono venuto/venuta ik ben gekomen
(tu) sei venuto/venuta jij bent gekomen
(lui/lei) è venuto/venuta hij/zij is gekomen
(noi) siamo venuti/venute wij zijn gekomen
(voi) siete venuti/venute jullie zijn gekomen
(loro) sono venuti/venute zij zijn gekomen

Trapassato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) ero venuto/ero venuta ik was gekomen
(tu) eri venuto/eri venuta jij was gekomen
(lui/lei) era venuto/era venuta hij/zij was gekomen
(noi) eravamo venuti/eravamo venute wij waren gekomen
(voi) eravate venuti/eravate venute jullie waren gekomen
(loro) erano venuti/erano venute zij waren gekomen

Futuro semplice 

Italiaans Nederlands
(io) verrò ik zal komen
(tu) verrai jij zult komen
(lui/lei) verrà hij/zij zal komen
(noi) verremo wij zullen komen
(voi) verrete jullie zullen komen
(loro) verranno zij zullen komen

Futuro anteriore 

Italiaans Nederlands
(io) sarò venuto / sarò venuta ik zal gekomen zijn
(tu) sarai venuto / sarai venuta jij zult gekomen zijn
(lui/lei) sarà venuto / sarà venuta hij/zij zal gekomen zijn
(noi) saremo venuti / saremo venute wij zullen gekomen zijn
(voi) sarete venuti / sarete venute jullie zullen gekomen zijn
(loro) saranno venuti / saranno venute zij zullen gekomen zijn

Condizionale

Condizionale presente 

Italiaans Nederlands
(io) verrei ik zou komen
(tu) verresti jij zou komen
(lui/lei) verrebbe hij/zij zou komen
(noi) verremmo wij zouden komen
(voi) verreste jullie zouden komen
(loro) verrebbero zij zouden komen

Condizionale passato 

Italiaans Nederlands
(io) sarei venuto/sarei venuta ik zou zijn gekomen
(tu) saresti venuto/saresti venuta jij zou zijn gekomen/jij zou zijn gekomen
(lui/lei) sarebbe venuto/sarebbe venuta hij/zij zou zijn gekomen
(noi) saremmo venuti/saremmo venute wij zouden zijn gekomen
(voi) sareste venuti/sareste venute jullie zouden gekomen zijn
(loro) sarebbero venuti/sarebbero venute zij zouden gekomen zijn

Congiuntivo

Congiuntivo presente 

Italiaans Nederlands
(io) venga ik kom
(tu) venga jij komt
(lui/lei) venga hij/zij komt
(noi) veniamo wij komen
(voi) veniate jullie komen
(loro) vengano zij komen

Congiuntivo passato 

Italiaans Nederlands
(io) sia venuto/a ik ben gekomen
(tu) sia venuto/a jij bent gekomen
(lui/lei) sia venuto/a hij/zij is gekomen
(noi) siamo venuti/e wij zijn gekomen
(voi) siate venuti/e jullie zijn gekomen
(loro) siano venuti/e zij zijn gekomen

Congiuntivo imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) venissi ik zou komen
(tu) venissi jij zou komen
(lui/lei) venisse hij zou komen/zij zou komen
(noi) venissimo wij zouden komen
(voi) veniste jullie kwamen
(loro) venissero zij zouden komen

Congiuntivo trapassato 

Italiaans Nederlands
(io) fossi venuto/fossi venuta ik zou gekomen zijn
(tu) fossi venuto/fossi venuta jij zou gekomen zijn
(lui/lei) fosse venuto/fosse venuta hij/zij was gekomen
(noi) fossimo venuti/fossimo venute wij waren gekomen
(voi) foste venuti/foste venute jullie waren gekomen
(loro) fossero venuti/fossero venute zij zouden gekomen zijn

Imperativo

Imperativo 

Italiaans Nederlands
Venga! kom
Vieni! Kom!
Venga! kom
Veniamo! Jullie komen
Venite! Jullie komen