Vincere (winnen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van vincere (winnen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Vincere (winnen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 6: La città e il villaggio (De stad en het dorp)

Les 40: Sport ed esercizio fisico (Sport en beweging)

Infinito Participio passato
Vincere (winnen) Vinto (gewonnen)

Werkwoordstijden

Indicativo

Presente 

Italiaans Nederlands
(io) vinco ik win
(tu) vinci jij wint
(lui/lei) vince hij/zij wint
(noi) vinciamo wij winnen
(voi) vincevate/vincete jullie wonnen/winnen
(loro) vincono zij winnen

Imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) vinsi/vincevo ik won / ik won
(tu) vincesti/vincevi jij won/jij won
(lui/lei) vinse/vinceva hij won/hij won vroeger
(noi) vincemmo/vincevamo wij wonnen/wonnen
(voi) vinceste/vincevate jullie wonnen
(loro) vinsero/vincevano zij wonnen

Passato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) ho vinto ik heb gewonnen
(tu) hai vinto jij hebt gewonnen
(lui/lei) ha vinto hij/zij heeft gewonnen
(noi) abbiamo vinto wij hebben gewonnen
(voi) avete vinto jullie hebben gewonnen
(loro) hanno vinto zij hebben gewonnen

Trapassato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) ero vinto / avevo vinto ik was gewonnen / ik had gewonnen
(tu) eri vinto / avevi vinto jij was gewonnen / jij had gewonnen
(lui/lei) era vinto / aveva vinto hij/zij was gewonnen / had gewonnen
(noi) eravamo vinti / avevamo vinto wij waren verslagen / wij hadden gewonnen
(voi) eravate vinti / avevate vinto jullie waren verslagen / jullie hadden gewonnen
(loro) erano vinti / avevano vinto zij waren verslagen / zij hadden gewonnen

Futuro semplice 

Italiaans Nederlands
(io) vincerò Ik zal winnen
(tu) vincerai jij zult winnen
(lui/lei) vincerà hij/zij zal winnen
(noi) vinceremo wij zullen winnen
(voi) vincerete jullie zullen winnen
(loro) vinceranno zij zullen winnen

Futuro anteriore 

Italiaans Nederlands
(io) avrò vinto ik zal gewonnen hebben
(tu) avrai vinto jij zult hebben gewonnen
(lui/lei) avrà vinto hij/zij zal gewonnen hebben
(noi) avremo vinto wij zullen hebben gewonnen
(voi) avrete vinto jullie zullen hebben gewonnen
(loro) avranno vinto zij zullen gewonnen hebben

Condizionale

Condizionale presente 

Italiaans Nederlands
(io) vincerei ik zou winnen
(tu) vinceresti jij zou winnen
(lui/lei) vincerebbe hij/zij zou winnen
(noi) vinceremmo wij zouden winnen
(voi) vincereste jullie zouden winnen
(loro) vincerebbero zij zouden winnen

Condizionale passato 

Italiaans Nederlands
(io) avrei vinto ik zou hebben gewonnen
(tu) avresti vinto jij zou hebben gewonnen
(lui/lei) avrebbe vinto hij/zij zou gewonnen hebben
(noi) avremmo vinto wij zouden hebben gewonnen
(voi) avreste vinto jullie zouden gewonnen hebben
(loro) avrebbero vinto zij zouden hebben gewonnen

Congiuntivo

Congiuntivo presente 

Italiaans Nederlands
(io) vinca ik win
(tu) vinca jij wint
(lui/lei) vinca hij/zij wint
(noi) vinciamo wij winnen
(voi) vinciate jullie winnen
(loro) vincano zij winnen

Congiuntivo passato 

Italiaans Nederlands
(io) che io abbia vinto ik heb gewonnen
(tu) che tu abbia vinto jij hebt gewonnen
(lui/lei) che lui/lei abbia vinto hij/zij dat hij/zij gewonnen heeft
(noi) che noi abbiamo vinto wij hebben gewonnen
(voi) che voi abbiate vinto jullie hebben gewonnen
(loro) che loro abbiano vinto zij hebben gewonnen

Congiuntivo imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) vincessi ik won
(tu) vincessi jij zou winnen
(lui/lei) vincesse hij/zij won
(noi) vincessimo wij wonnen
(voi) vinceste jullie wonnen
(loro) vincessero zij zouden winnen

Congiuntivo trapassato 

Italiaans Nederlands
(io) avessi vinto ik had gewonnen
(tu) avessi vinto jij zou hebben gewonnen
(lui/lei) avesse vinto hij/zij zou hebben gewonnen
(noi) avessimo vinto wij hadden gewonnen
(voi) aveste vinto jullie hadden gewonnen
(loro) avessero vinto zij hadden gewonnen

Imperativo

Imperativo 

Italiaans Nederlands
Vinci! jij wint
Vinci! jij wint
Vinca! Wij winnen
Vinciamo! Winnen jullie!
Vincete! Haal het binnen