10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Gesprek

1. Ingrid: ¡Hola, Sonia! ¿Vienes a tomar algo al sol o a enseñar tu falda nueva? (Hallo, Sonia! Kom je iets drinken in de zon of om je nieuwe rok te laten zien?) Show
2. Sonia: Jajaja, las dos cosas. Hoy llevo esta falda negra porque me siento elegante. (Hahaha, allebei. Vandaag draag ik deze zwarte rok omdat ik me elegant voel.) Show
3. Ingrid: Pues sí que lo estás. Yo llevo mi camiseta rosa, la que siempre me gusta mucho. (Dat ben je zeker. Ik draag mijn roze T-shirt, die ik altijd heel leuk vind.) Show
4. Sonia: Claro, la que tiene dibujo, ¿verdad? ¡Me encanta! ¿Y esos zapatos verdes? ¿Son nuevos? (Natuurlijk, degene met de tekening, toch? Ik vind hem geweldig! En die groene schoenen? Zijn ze nieuw?) Show
5. Ingrid: Sí, me gustan mucho. Son cómodos y diferentes. (Ja, ik vind ze heel leuk. Ze zijn comfortabel en anders.) Show
6. Sonia: A mí también me gustan, pero yo no suelo usar tanto color, prefiero ropa blanca o gris. (Ik vind ze ook leuk, maar ik draag meestal niet zoveel kleur, ik geef de voorkeur aan witte of grijze kleren.) Show
7. Ingrid: El gris está bien, aunque a veces es un poco soso. (Grijs is prima, hoewel het soms een beetje saai is.) Show
8. Sonia: Tienes razón, pero hoy me apetece algo sencillo. Colores como el amarillo me parecen muy llamativos. (Je hebt gelijk, maar vandaag heb ik zin in iets eenvoudigs. Kleuren zoals geel vind ik erg opvallend.) Show
9. Ingrid: A mí me gusta el amarillo. Me recuerda al verano. (Ik hou van geel. Het doet me denken aan de zomer.) Show
10. Sonia: El verano y el calor. Hoy es un día perfecto para tu vestido azul, ¿no? (De zomer en de warmte. Vandaag is een perfecte dag voor je blauwe jurk, toch?) Show
11. Ingrid: Sí, pero hoy no tengo ganas de planchar. (Ja, maar vandaag heb ik geen zin om te strijken.) Show
12. Sonia: Uf, yo tampoco. Oye, ¿qué te vas a poner el sábado para salir? (Ugh, ik ook niet. Hé, wat ga je zaterdag aan doen om uit te gaan?) Show
13. Ingrid: Algo alegre, quizá rojo. ¡Quiero bailar! (Iets vrolijks, misschien rood. Ik wil dansen!) Show
14. Sonia: Qué buena idea. Voy a mirar si tengo algo rojo, y si no, algo con muchos colores. (Wat een goed idee. Ik ga kijken of ik iets roods heb, en zo niet, iets met veel kleuren.) Show

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿Qué ropa lleva Laura?
    2. Welke kleding draagt Laura?
  2. ¿Por qué Ana no lleva su vestido azul?
    3. Waarom draagt Ana haar blauwe jurk niet?
  3. ¿Qué color no le gusta mucho a Laura?
    4. Welke kleur vindt Laura niet zo leuk?
  4. ¿Qué ropa llevas hoy? ¿De qué color es?
    5. Welke kleren draag je vandaag? Welke kleur hebben ze?
  5. ¿Te gusta llevar ropa con muchos colores o colores más simples?
    6. Draag je graag kleding met veel kleuren of meer eenvoudige kleuren?