Adivinar (raden)

Vervoeging van adivinar (raden) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Adivinar (raden)

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Categorie: a2

Module 5: Labores domésticas diarias (Dagelijks huishouden)

Les 33: Mi propio negocio (Mijn eigen bedrijf)

Basiswerkwoordsvormen

Infinitivo (Infinitief) Gerundio (Deelwoord) Participio (Deelwoord)
Adivinar (raden) Adivinando (aan het raden) Adivinado (Gegist)

Adivinar (raden): Werkwoordvervoegingstabellen

Indicativo (Aantonende wijs) Subjuntivo (Aanvoegende wijs)

Presente 

Spaans Nederlands
(yo) adivino ik raad
(tú) adivinas jij raadt
(él/ella) adivina hij/zij raadt
(nosotros/nosotras) adivinamos wij raden
(vosotros/vosotras) adivináis jullie raden
(ellos/ellas) adivinan zij raden

Pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) he adivinado ik heb geraden
(tú) has adivinado jij hebt geraden
(él/ella) ha adivinado hij/zij heeft geraden
(nosotros/nosotras) hemos adivinado wij hebben geraden
(vosotros/vosotras) habéis adivinado jullie hebben geraden
(ellos/ellas) han adivinado zij hebben geraden

Subjuntivo presente 

Spaans Nederlands
(yo) adivine ik raad
(tú) adivines jij raad
(él/ella) adivine hij/zij raad
(nosotros/nosotras) adivinemos wij raden
(vosotros/vosotras) adivinéis jullie raden
(ellos/ellas) adivinen zij raden

Subjuntivo pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) haya adivinado ik heb geraden
(tú) hayas adivinado jij hebt geraden
(él/ella) haya adivinado hij/zij heeft geraden
(nosotros/nosotras) hayamos adivinado wij hebben geraden
(vosotros/vosotras) hayáis adivinado jullie hebben geraden
(ellos/ellas) hayan adivinado zij hebben geraden

Pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) adivinaba ik raadde
(tú) adivinabas jij raadde
(él/ella) adivinaba hij/zij raadde
(nosotros/nosotras) adivinábamos wij/zij raadden
(vosotros/vosotras) adivinabais jullie raadden
(ellos/ellas) adivinaban zij raden

Pretérito pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) había adivinado ik had geraden
(tú) habías adivinado jij had geraden
(él/ella) había adivinado hij/zij had geraden
(nosotros/nosotras) habíamos adivinado wij hadden geraden
(vosotros/vosotras) habíais adivinado jullie hadden geraden
(ellos/ellas) habían adivinado zij hadden geraden

Subjuntivo pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) adivinara/adivinase ik raadde
(tú) adivinaras/adivinases jij zou raden
(él/ella) adivinara/adivinase hij/zij zou raden
(nosotros/nosotras) adivináramos/adivinásemos wij raden
(vosotros/vosotras) adivinarais/adivinaseis jullie zouden raden
(ellos/ellas) adivinaran/adivinasen zij zouden raden

Subjuntivo pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) hubiera/hubiese adivinado ik had geraden
(tú) hubieras/hubieses adivinado jij had geraden
(él/ella) hubiera/hubiese adivinado hij/zij zou geraden hebben
(nosotros/nosotras) hubiéramos/hubiésemos adivinado wij zouden geraden hebben
(vosotros/vosotras) hubierais/hubieseis adivinado jullie hadden geraden
(ellos/ellas) hubieran/hubiesen adivinado zij hadden geraden

Pretérito indefinido 

Spaans Nederlands
(yo) adiviné ik raad
(tú) adivinaste jij raadde
(él/ella) adivinó hij/zij raadde
(nosotros/nosotras) adivinamos wij raden/wij raadden
(vosotros/vosotras) adivinasteis jullie raadden
(ellos/ellas) adivinaron zij raden

Pretérito anterior 

Spaans Nederlands
(yo) hube adivinado ik had geraden
(tú) hubiste adivinado jij had geraden
(él/ella) hubo adivinado hij had geraden/zij had geraden
(nosotros/nosotras) hubimos adivinado wij hadden geraden
(vosotros/vosotras) hubisteis adivinado jullie hadden geraden
(ellos/ellas) hubieron adivinado zij hadden geraden

Subjuntivo futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) adivinare ik zal raden
(tú) adivinares jij zult raden
(él/ella) adivinare hij/zij zal raden
(nosotros/nosotras) adivináremos wij zullen raden
(vosotros/vosotras) adivinareis jullie zullen raden
(ellos/ellas) adivinaren zij zullen raden

Subjuntivo futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) hubiere adivinado ik zou geraden hebben
(tú) hubieres adivinado jij zou geraden hebben
(él/ella) hubiere adivinado hij/zij zou geraden hebben
(nosotros/nosotras) hubiéremos adivinado wij zullen geraden hebben
(vosotros/vosotras) hubiereis adivinado jullie zouden geraden hebben
(ellos/ellas) hubieren adivinado zij zouden geraden hebben

Futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) adivinaré ik zal raden
(tú) adivinarás jij zult raden
(él/ella) adivinará hij/zij zal raden
(nosotros/nosotras) adivinaremos wij zullen raden
(vosotros/vosotras) adivinaréis jullie zullen raden
(ellos/ellas) adivinarán zij zullen raden

Futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habré adivinado ik zal geraden hebben
(tú) habrás adivinado jij zult geraden hebben
(él/ella) habrá adivinado hij/zij zal geraden hebben
(nosotros/nosotras) habremos adivinado wij zullen geraden hebben
(vosotros/vosotras) habréis adivinado jullie zullen geraden hebben
(ellos/ellas) habrán adivinado zij zullen geraden hebben
Imperativo (Imperatief)

Imperativo 

Spaans Nederlands
Adivine! jij raad
Adivina! raad
Adivine! jij raad
Adivinemos! Jullie raden!
Adivinad! Raden!

Imperativo negativo 

Spaans Nederlands
no adivine jij raadt niet
no adivines! jij raadt niet!
no adivine! wij raden niet!
no adivinemos! jullie raden niet!
no adivinéis! zij raden niet

Condicional simple 

Spaans Nederlands
(yo) adivinaría Ik zou raden
(tú) adivinarías jij zou raden
(él/ella) adivinaría hij/zij zou raden
(nosotros/nosotras) adivinaríamos wij zouden raden
(vosotros/vosotras) adivinaríais jullie zouden raden
(ellos/ellas) adivinarían zij zouden raden

Condicional perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habría adivinado ik zou geraden hebben
(tú) habrías adivinado jij zou geraden hebben
(él/ella) habría adivinado hij/zij zou geraden hebben
(nosotros/nosotras) habríamos adivinado wij zouden geraden hebben
(vosotros/vosotras) habríais adivinado jullie zouden geraden hebben
(ellos/ellas) habrían adivinado zij zouden geraden hebben