Correr (rennen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Correr - Vervoeging van rennen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige, indicatieve tijd (Presente, indicativo).
Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Correr (rennen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Deportes y ejercicio (Sport en beweging)
Vervoeging van rennen in de tegenwoordige tijd
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) corro | ik ren |
(tú) corres | jij rent |
(él/ella) corre | hij/zij rent |
(nosotros/nosotras) corremos | wij rennen |
(vosotros/vosotras) corréis | jullie rennen |
(ellos/ellas) corren | zij rennen |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Yo corro en el parque para hacer ejercicio. | Ik ren in het park om te sporten. |
Tú corres rápido en las clases de atletismo. | jij rent snel in de atletieklessen |
Ella corre todos los días en el gimnasio. | Zij rent elke dag in de sportschool. |
Nosotros corremos juntos en el atletismo escolar. | Wij rennen samen in de schoolatletiek. |
Vosotros corréis para el equipo de deporte del colegio. | Jullie rennen voor het sportteam van de school. |
Ellos corren en la competencia de atletismo del sábado. | Zij rennen in de atletiekwedstrijd van zaterdag. |