Crear (maken)

Vervoeging van crear (maken) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Crear (maken)

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Categorie: a2

Module 5: Labores domésticas diarias (Dagelijks huishouden)

Les 32: Planes familiares (Gezinsplannen)

Basiswerkwoordsvormen

Infinitivo (Infinitief) Gerundio (Deelwoord) Participio (Deelwoord)
Crear (Maken) Creando (creërend) Creado (gemaakt)

Crear (Maken): Werkwoordvervoegingstabellen

Indicativo (Aantonende wijs) Subjuntivo (Aanvoegende wijs)

Presente 

Spaans Nederlands
(yo) creo ik maak
(tú) creas jij maakt
(él/ella) crea hij/zij maakt
(nosotros/nosotras) creamos wij maken
(vosotros/vosotras) creáis jullie maken
(ellos/ellas) crean zij maken

Pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) he creado ik heb gemaakt
(tú) has creado jij hebt gemaakt
(él/ella) ha creado hij/zij heeft gemaakt
(nosotros/nosotras) hemos creado wij hebben gemaakt
(vosotros/vosotras) habéis creado jullie hebben gemaakt
(ellos/ellas) han creado zij hebben gemaakt

Subjuntivo presente 

Spaans Nederlands
(yo) cree ik maak
(tú) crees jij maakt
(él/ella) cree hij maakt/zij maakt
(nosotros/nosotras) creemos wij maken
(vosotros/vosotras) creéis jullie geloven
(ellos/ellas) creen zij maken

Subjuntivo pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) haya creado ik heb gemaakt
(tú) hayas creado jij hebt gemaakt
(él/ella) haya creado hij/zij heeft gemaakt
(nosotros/nosotras) hayamos creado wij hebben gemaakt
(vosotros/vosotras) hayáis creado jullie hebben gemaakt
(ellos/ellas) hayan creado zij hebben gemaakt

Pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) creaba ik maakte
(tú) creabas jij maakte
(él/ella) creaba hij/zij maakte
(nosotros/nosotras) creábamos wij maakten
(vosotros/vosotras) creabais jullie maakten
(ellos/ellas) creaban zij maakten

Pretérito pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) había creado ik had gemaakt
(tú) habías creado jij had gemaakt
(él/ella) había creado hij/zij had gemaakt
(nosotros/nosotras) habíamos creado wij hadden gemaakt
(vosotros/vosotras) habíais creado jullie hadden gemaakt
(ellos/ellas) habían creado zij hadden gemaakt

Subjuntivo pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) creara/crease ik maakte
(tú) crearás/creases jij zou maken
(él/ella) creara/crease hij/zij zou maken
(nosotros/nosotras) creáramos/creásemos wij maakten
(vosotros/vosotras) crearais/creaseis jullie zouden maken
(ellos/ellas) crearan/creasen zij maakten

Subjuntivo pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) hubiera/hubiese creado ik had gemaakt
(tú) hubieras/hubieses creado jij zou hebben gemaakt
(él/ella) hubiera/hubiese creado hij/zij zou gemaakt hebben
(nosotros/nosotras) hubiéramos/hubiésemos creado wij hadden gemaakt
(vosotros/vosotras) hubierais/hubieseis creado jullie hadden gemaakt
(ellos/ellas) hubieran/hubiesen creado zij hadden gemaakt

Pretérito indefinido 

Spaans Nederlands
(yo) creé ik maakte
(tú) creaste jij maakte
(él/ella) creó hij/zij maakte
(nosotros/nosotras) creamos wij maakten
(vosotros/vosotras) creasteis jullie maakten
(ellos/ellas) crearon zij maakten

Pretérito anterior 

Spaans Nederlands
(yo) hube creado ik had gemaakt
(tú) hubiste creado jij had gemaakt
(él/ella) hubo creado hij/zij had gemaakt
(nosotros/nosotras) hubimos creado wij hadden gemaakt
(vosotros/vosotras) hubisteis creado jullie hadden gemaakt
(ellos/ellas) hubieron creado zij hadden gemaakt

Subjuntivo futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) creare ik zal maken
(tú) creares jij zult maken
(él/ella) creare hij/zij zal maken
(nosotros/nosotras) creáremos wij zullen maken
(vosotros/vosotras) creareis jullie zullen maken
(ellos/ellas) crearen zij zullen maken

Subjuntivo futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) hubiere creado ik zou hebben gemaakt
(tú) hubieres creado jij zou gemaakt hebben
(él/ella) hubiere creado hij/zij zou hebben gemaakt
(nosotros/nosotras) hubiéremos creado wij zullen gemaakt hebben
(vosotros/vosotras) hubiereis creado jullie zullen gemaakt hebben
(ellos/ellas) hubieren creado zij hebben gemaakt

Futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) crear ik zal maken
(tú) crearás jij zult maken
(él/ella) creará hij/zij zal maken
(nosotros/nosotras) crearemos wij zullen maken
(vosotros/vosotras) crearéis jullie zullen maken
(ellos/ellas) crearán zij zullen maken

Futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habré creado ik zal hebben gemaakt
(tú) habrás creado jij zult gemaakt hebben
(él/ella) habrá creado hij/zij zal gemaakt hebben
(nosotros/nosotras) habremos creado wij zullen gemaakt hebben
(vosotros/vosotras) habréis creado jullie zullen gemaakt hebben
(ellos/ellas) habrán creado zij zullen gemaakt hebben
Imperativo (Imperatief)

Imperativo 

Spaans Nederlands
Crea! maak
Cree! Hij maak!
Creamos! Laten we maken!
Cread! jullie maken
Creen! zij maken

Imperativo negativo 

Spaans Nederlands
N/A jij maakt niet
¡No crees! Hij moet niet maken
¡No cree! wij maken niet
¡No creemos! jullie maken niet
¡No creéis! zij maken niet

Condicional simple 

Spaans Nederlands
(yo) crearía ik zou maken
(tú) crearías jij zou maken
(él/ella) crearía hij/zij zou maken
(nosotros/nosotras) crearíamos wij zouden maken
(vosotros/vosotras) crearíais jullie zouden maken
(ellos/ellas) crearían zij zouden maken

Condicional perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habría creado ik zou maken
(tú) habrías creado jij zou hebben gemaakt
(él/ella) habría creado hij/zij zou gemaakt hebben
(nosotros/nosotras) habríamos creado wij zouden gemaakt hebben
(vosotros/vosotras) habríais creado jullie zouden hebben gemaakt
(ellos/ellas) habrían creado zij zouden gemaakt hebben