Cumplir (vervullen)

Vervoeging van cumplir (vervullen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Cumplir (vervullen)

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Categorie: a1

Module 1: Presentarse (Jezelf voorstellen)

Les 6: Decir tu edad (Je leeftijd zeggen)

Basiswerkwoordsvormen

Infinitivo (Infinitief) Gerundio (Deelwoord) Participio (Deelwoord)
Cumplir (vervullen) Cumpliendo (Nakomen) Cumplido (Voltooide)

Cumplir (vervullen): Werkwoordvervoegingstabellen

Indicativo (Aantonende wijs) Subjuntivo (Aanvoegende wijs)

Presente 

Spaans Nederlands
(yo) cumplo ik vervul
(tú) cumples jij vervult
(él/ella) cumple hij/zij vervult
(nosotros/nosotras) cumplimos wij vervullen
(vosotros/vosotras) cumplís jullie vervullen
(ellos/ellas) cumplen zij vervullen

Pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) he cumplido ik heb vervuld
(tú) has cumplido jij hebt vervuld
(él/ella) ha cumplido hij/zij heeft vervuld
(nosotros/nosotras) hemos cumplido Wij hebben vervuld
(vosotros/vosotras) habéis cumplido jullie hebben vervuld
(ellos/ellas) han cumplido zij hebben vervuld

Subjuntivo presente 

Spaans Nederlands
(yo) cumpla ik vervul
(tú) cumples jij vervult
(él/ella) cumpla hij/zij vervult
(nosotros/nosotras) cumplamos wij vervullen
(vosotros/vosotras) cumpláis jullie vervullen
(ellos/ellas) cumplan zij vervullen

Subjuntivo pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) haya cumplido ik heb vervuld
(tú) hayas cumplido jij hebt vervuld
(él/ella) haya cumplido hij/zij heeft vervuld
(nosotros/nosotras) hayamos cumplido wij hebben vervuld
(vosotros/vosotras) hayáis cumplido jullie hebben vervuld
(ellos/ellas) hayan cumplido zij hebben vervuld

Pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) cumplí ik vervulde
(tú) cumpliste jij vervulde
(él/ella) cumplió hij/zij vervulde
(nosotros/nosotras) cumplimos wij vervulden
(vosotros/vosotras) cumplisteis jullie vervulden
(ellos/ellas) cumplieron zij vervulden

Pretérito pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) había cumplido ik had vervuld
(tú) habías cumplido jij had vervuld
(él/ella) había cumplido hij/zij had vervuld
(nosotros/nosotras) habíamos cumplido wij hadden vervuld
(vosotros/vosotras) habíais cumplido jullie hadden vervuld
(ellos/ellas) habían cumplido zij hadden vervuld

Subjuntivo pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) cumpliera/cumpliese ik vervulde
(tú) cumplieras/cumplieses jij vervulde
(él/ella) cumpliera/cumpliese hij/zij vervulde
(nosotros/nosotras) cumpliéramos/cumpliésemos wij vervulden
(vosotros/vosotras) cumplierais/cumplieseis jullie vervulden
(ellos/ellas) cumplieran/cumpliesen zij vervulden

Subjuntivo pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) hubiera/hubiese cumplido ik zou vervuld hebben
(tú) hubieras/hubieses cumplido jij zou vervuld hebben
(él/ella) hubiera/hubiese cumplido hij/zij zou vervuld hebben
(nosotros/nosotras) hubiéramos/hubiésemos cumplido wij zouden vervuld hebben
(vosotros/vosotras) hubierais/hubieseis cumplido jullie zouden vervuld hebben
(ellos/ellas) hubieran/hubiesen cumplido zij zouden vervuld hebben

Pretérito indefinido 

Spaans Nederlands
(yo) cumplí ik vervulde
(tú) cumpliste jij vervulde
(él/ella) cumplió hij/zij vervulde
(nosotros/nosotras) cumplimos wij vervulden
(vosotros/vosotras) cumplisteis jullie vervulden
(ellos/ellas) cumplieron zij vervulden

Pretérito anterior 

Spaans Nederlands
(yo) hube cumplido ik had vervuld
(tú) hubiste cumplido jij had vervuld
(él/ella) hubo cumplido hij/zij had vervuld
(nosotros/nosotras) hubimos cumplido wij hadden vervuld
(vosotros/vosotras) hubisteis cumplido jullie hadden vervuld
(ellos/ellas) hubieron cumplido zij hadden vervuld

Subjuntivo futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) cumpliere ik vervul
(tú) cumplieres jij vervult
(él/ella) cumpliere hij/zij vervulle
(nosotros/nosotras) cumpliéremos wij vervullen
(vosotros/vosotras) cumpliereis jullie vervullen
(ellos/ellas) cumplieren zij vervullen

Subjuntivo futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) hubiere cumplido ik zal hebben vervuld
(tú) hubieres cumplido jij zou hebben vervuld
(él/ella) hubiere cumplido hij/zij zal hebben vervuld
(nosotros/nosotras) hubiéremos cumplido wij zullen vervuld hebben
(vosotros/vosotras) hubiereis cumplido jullie zouden vervuld hebben
(ellos/ellas) hubieren cumplido zij zouden vervuld hebben

Futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) cumpliré ik zal vervullen
(tú) cumplirás jij zult vervullen
(él/ella) cumplirá hij zal vervullen/zij zal vervullen
(nosotros/nosotras) cumpliremos wij zullen vervullen
(vosotros/vosotras) cumpliréis jullie zullen vervullen
(ellos/ellas) cumplirán zij zullen vervullen

Futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habré cumplido ik zal vervuld hebben
(tú) habrás cumplido jij zult vervuld hebben
(él/ella) habrá cumplido hij/zij zal hebben vervuld
(nosotros/nosotras) habremos cumplido wij zullen vervuld hebben
(vosotros/vosotras) habréis cumplido jullie zullen vervuld hebben
(ellos/ellas) habrán cumplido zij zullen vervuld hebben
Imperativo (Imperatief)

Imperativo 

Spaans Nederlands
¡cumple! jij vervul
¡cumpla! vervul
¡cumplamos! vervullen wij
¡cumplid! vervul jullie
¡cumplan! vervullen

Imperativo negativo 

Spaans Nederlands
¡no cumplas! vervul niet!
¡no cumpla! vervul niet!
¡no cumplamos! laten we niet vervullen
¡no cumpláis! vervul niet
¡no cumplan! zij vervullen niet

Condicional simple 

Spaans Nederlands
(yo) cumpliría ik zou vervullen
(tú) cumplirías jij zou vervullen
(él/ella) cumpliría hij/zij zou vervullen
(nosotros/nosotras) cumpliríamos wij zouden vervullen
(vosotros/vosotras) cumpliríais jullie zouden vervullen
(ellos/ellas) cumplirían zij zouden vervullen

Condicional perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habría cumplido ik zou vervuld hebben
(tú) habrías cumplido jij zou vervuld hebben
(él/ella) habría cumplido hij/zij zou hebben vervuld
(nosotros/nosotras) habríamos cumplido wij zouden vervuld hebben
(vosotros/vosotras) habríais cumplido jullie zouden vervuld hebben
(ellos/ellas) habrían cumplido zij zouden vervuld hebben