10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Descargar (downloaden)

Vervoeging van descargar (downloaden) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Descargar (downloaden)

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Categorie: a2

Module 6: En el trabajo (Op het werk)

Les 36: De la oficina de correos al correo electrónico (Van postkantoor naar e-mail)

Basiswerkwoordsvormen

Infinitivo (Infinitief) Gerundio (Deelwoord) Participio (Deelwoord)
Descargar (downloaden) descargando (downloaden) descargado (gedownload)

Descargar (downloaden): Werkwoordvervoegingstabellen

Indicativo (Aantonende wijs) Subjuntivo (Aanvoegende wijs)

Presente 

Spaans Nederlands
(yo) descargo ik download
(tú) descargas jij downloadt
(él/ella) descarga hij/zij downloadt
(nosotros/nosotras) descargamos wij downloaden
(vosotros/vosotras) descargáis jullie downloaden
(ellos/ellas) descargan zij downloaden

Pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) he descargado ik heb gedownload
(tú) has descargado jij hebt gedownload
(él/ella) ha descargado hij/zij heeft gedownload
(nosotros/nosotras) hemos descargado wij hebben gedownload
(vosotros/vosotras) habéis descargado jullie hebben gedownload
(ellos/ellas) han descargado zij hebben gedownload

Subjuntivo presente 

Spaans Nederlands
(yo) descargue ik download
(tú) descargues jij downloadt
(él/ella) descargue hij/zij downloadt
(nosotros/nosotras) descarguemos wij downloaden
(vosotros/vosotras) descarguéis jullie downloaden
(ellos/ellas) descarguen zij downloaden

Subjuntivo pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) haya descargado ik ben gedownload
(tú) hayas descargado jij hebt gedownload
(él/ella) haya descargado hij/zij heeft gedownload
(nosotros/nosotras) hayamos descargado wij hebben gedownload
(vosotros/vosotras) hayáis descargado jullie hebben gedownload
(ellos/ellas) hayan descargado zij hebben gedownload

Pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) descargaba ik downloadde
(tú) descargabas jij/downloadde
(él/ella) descargaba hij/zij downloadde
(nosotros/nosotras) descargábamos wij downloadden
(vosotros/vosotras) descargabais jullie downloadden
(ellos/ellas) descargaban zij downloadden

Pretérito pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) había descargado ik had gedownload
(tú) habías descargado jij had gedownload
(él/ella) había descargado hij/zij had gedownload
(nosotros/nosotras) habíamos descargado wij hadden gedownload
(vosotros/vosotras) habíais descargado jullie hadden gedownload
(ellos/ellas) habían descargado zij hadden gedownload

Subjuntivo pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) descargara/descargase ik downloadde
(tú) descargaras/descargases jij zou downloaden
(él/ella) descargara/descargase hij/zij zou downloaden
(nosotros/nosotras) descargáramos/descargásemos wij zouden downloaden
(vosotros/vosotras) descargarais/descargaseis jullie zouden downloaden
(ellos/ellas) descargaran/descargasen zij zouden downloaden

Subjuntivo pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) hubiera/hubiese descargado ik had gedownload
(tú) hubieras/hubieses descargado jij had gedownload
(él/ella) hubiera/hubiese descargado hij/zij zou gedownload hebben
(nosotros/nosotras) hubiéramos/hubiésemos descargado wij zouden gedownload hebben
(vosotros/vosotras) hubierais/hubieseis descargado jullie hadden gedownload
(ellos/ellas) hubieran/hubiesen descargado zij hadden gedownload

Pretérito indefinido 

Spaans Nederlands
(yo) descargué ik downloadde
(tú) descargaste jij hebt gedownload
(él/ella) descargó hij/zij downloadde
(nosotros/nosotras) descargamos wij downloadden
(vosotros/vosotras) descargasteis jullie hebben gedownload
(ellos/ellas) descargaron zij downloadden

Pretérito anterior 

Spaans Nederlands
(yo) hube descargado ik had gedownload
(tú) hubiste descargado jij had gedownload
(él/ella) hubo descargado hij/zij was gedownload
(nosotros/nosotras) hubimos descargado wij hadden gedownload
(vosotros/vosotras) hubisteis descargado jullie hadden gedownload
(ellos/ellas) hubieron descargado zij hadden gedownload

Subjuntivo futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) descargare ik zal downloaden
(tú) descargares jij zou downloaden
(él/ella) descargare hij/zij zal downloaden
(nosotros/nosotras) descargáremos wij zullen downloaden
(vosotros/vosotras) descargareis jullie zullen downloaden
(ellos/ellas) descargaren zij zouden downloaden

Subjuntivo futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) haya descargado ik zal gedownload hebben
(tú) hayas descargado jij hebt gedownload
(él/ella) haya descargado hij/zij zou hebben gedownload
(nosotros/nosotras) hayamos descargado wij zouden gedownload hebben
(vosotros/vosotras) hayáis descargado jullie zouden gedownload hebben
(ellos/ellas) hayan descargado zij zouden gedownload hebben

Futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) descargaré ik zal downloaden
(tú) descargarás jij zult downloaden
(él/ella) descargará hij/zij zal downloaden
(nosotros/nosotras) descargaremos wij zullen downloaden
(vosotros/vosotras) descargaréis jullie zullen downloaden
(ellos/ellas) descargarán zij zullen downloaden

Futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habré descargado ik zal gedownload hebben
(tú) habrás descargado jij zult gedownload hebben
(él/ella) habrá descargado hij/zij zal gedownload hebben
(nosotros/nosotras) habremos descargado wij zullen hebben gedownload
(vosotros/vosotras) habréis descargado jullie zullen gedownload hebben
(ellos/ellas) habrán descargado zij zullen gedownload hebben
Imperativo (Imperatief)

Imperativo 

Spaans Nederlands
Descargo! Jij moet downloaden
Descarga! Hij download
Descargue! Laten we downloaden
Descarguemos! Jullie downloaden!
Descargad! downloaden zij

Imperativo negativo 

Spaans Nederlands
No descargue! jij moet niet downloaden
No descargues! Hij/zij moet niet downloaden
No descargue! jij moet niet downloaden
No descarguemos! jullie downloaden niet
No descarguéis! downloaden ze niet

Condicional simple 

Spaans Nederlands
(yo) descargaría ik zou downloaden
(tú) descargarías jij zou downloaden
(él/ella) descargaría hij/zij zou downloaden
(nosotros/nosotras) descargaríamos wij zouden downloaden
(vosotros/vosotras) descargaríais jullie zouden downloaden
(ellos/ellas) descargarían zij zouden downloaden

Condicional perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habría descargado ik zou hebben gedownload
(tú) habrías descargado jij zou hebben gedownload
(él/ella) habría descargado hij/zij zou downloaden
(nosotros/nosotras) habríamos descargado wij zouden hebben gedownload
(vosotros/vosotras) habríais descargado jullie zouden gedownload hebben
(ellos/ellas) habrían descargado zij zouden gedownload hebben