Doler (pijn doen)

Vervoeging van doler (pijn doen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Doler (pijn doen)

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Categorie: a1

Module 4: Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven)

Les 30: Enfermedad y dolor (Ziekte en pijn)

Basiswerkwoordsvormen

Infinitivo (Infinitief) Gerundio (Deelwoord) Participio (Deelwoord)
Doler (Pijn doen) Doliendo (Pijn hebben) Dolido (Pijn doen)

Doler (Pijn doen): Werkwoordvervoegingstabellen

Indicativo (Aantonende wijs) Subjuntivo (Aanvoegende wijs)

Presente 

Spaans Nederlands
duele Hij doet pijn

Pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
ha dolido heeft pijn gehad

Subjuntivo presente 

Spaans Nederlands
duela pijn doet

Subjuntivo pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
haya dolido heeft gepijnigd

Pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
dolía deed pijn

Pretérito pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
había dolido had pijn

Subjuntivo pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
le doliera/le doliese als hij/zij hoofdpijn had

Subjuntivo pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
hubiera/hubiese dolido Ik zou pijn hebben gehad

Pretérito indefinido 

Spaans Nederlands
dolió hij had pijn

Pretérito anterior 

Spaans Nederlands
hubo dolido had zeer gedaan

Subjuntivo futuro simple 

Spaans Nederlands
doliere pijn zou hebben

Subjuntivo futuro perfecto 

Spaans Nederlands
hubiere dolido zou pijn hebben gedaan

Futuro simple 

Spaans Nederlands
dolerá zij zal pijn hebben

Futuro perfecto 

Spaans Nederlands
habrá dolido zal pijn hebben gedaan

Condicional simple 

Spaans Nederlands
dolería zou pijn doen

Condicional perfecto 

Spaans Nederlands
habría dolido zou pijn hebben gedaan