Entender (begrijpen)

Vervoeging van entender (begrijpen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Entender (begrijpen)

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Categorie: a1

Module 4: Describir objetos y personas. (Objecten en mensen beschrijven)

Les 25: Emociones y sentimientos (Emoties en gevoelens)

Basiswerkwoordsvormen

Infinitivo (Infinitief) Gerundio (Deelwoord) Participio (Deelwoord)
Entender (begrijpen) Entendiendo (Begrijpend) Entendido (Begrepen)

Entender (begrijpen): Werkwoordvervoegingstabellen

Indicativo (Aantonende wijs) Subjuntivo (Aanvoegende wijs)

Presente 

Spaans Nederlands
(yo) entiendo ik begrijp
(tú) entiendes jij begrijpt
(él/ella) entiende hij/zij begrijpt
(nosotros/nosotras) entendemos wij begrijpen
(vosotros/vosotras) entendéis jullie begrijpen
(ellos/ellas) entienden zij begrijpen

Pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) he entendido ik heb begrepen
(tú) has entendido jij hebt begrepen
(él/ella) ha entendido hij/zij heeft begrepen
(nosotros/nosotras) hemos entendido wij hebben begrepen
(vosotros/vosotras) habéis entendido jullie hebben begrepen
(ellos/ellas) han entendido zij hebben begrepen

Subjuntivo presente 

Spaans Nederlands
(yo) entienda ik begrijp
(tú) entiendas jij begrijpt
(él/ella) entienda hij/zij begrijpt
(nosotros/nosotras) entendamos wij begrijpen
(vosotros/vosotras) entendáis jullie begrijpen
(ellos/ellas) entiendan zij begrijpen

Subjuntivo pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) haya entendido ik heb begrepen
(tú) hayas entendido jij hebt begrepen
(él/ella) haya entendido hij/zij heeft begrepen
(nosotros/nosotras) hayamos entendido wij hebben begrepen
(vosotros/vosotras) hayáis entendido jullie hebben begrepen
(ellos/ellas) hayan entendido zij hebben begrepen

Pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) entendía ik begreep
(tú) entendías jij begreep
(él/ella) entendía hij/zij begreep
(nosotros/nosotras) entendíamos wij begrepen
(vosotros/vosotras) entendíais jullie begrepen
(ellos/ellas) entendían zij begrepen

Pretérito pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) había entendido ik had begrepen
(tú) habías entendido jij had begrepen
(él/ella) había entendido hij/zij had begrepen
(nosotros/nosotras) habíamos entendido wij hadden begrepen
(vosotros/vosotras) habíais entendido jullie hadden begrepen
(ellos/ellas) habían entendido zij hadden begrepen

Subjuntivo pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) entendiera/entendiese ik begreep
(tú) entendieras/entendieses jij begreep
(él/ella) entendiera/entendiese hij zou begrijpen/zij zou begrijpen
(nosotros/nosotras) entendiéramos/entendiésemos wij begrepen
(vosotros/vosotras) entendierais/entendieseis jullie zouden begrijpen
(ellos/ellas) entendieran/entendiesen zij begrepen

Subjuntivo pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) hubiera/hubiese entendido ik zou begrepen hebben
(tú) hubieras/hubieses entendido jij zou begrepen hebben
(él/ella) hubiera/hubiese entendido hij/zij zou begrepen hebben
(nosotros/nosotras) hubiéramos/hubiésemos entendido wij hadden begrepen
(vosotros/vosotras) hubierais/hubieseis entendido jullie hadden begrepen
(ellos/ellas) hubieran/hubiesen entendido zij hadden begrepen

Pretérito indefinido 

Spaans Nederlands
(yo) entendí ik begreep
(tú) entendiste jij begreep
(él/ella) entendió hij begreep/zij begreep
(nosotros/nosotras) entendimos wij begrepen
(vosotros/vosotras) entendisteis jullie begrepen
(ellos/ellas) entendieron zij begrepen

Pretérito anterior 

Spaans Nederlands
(yo) hube entendido ik had begrepen
(tú) hubiste entendido jij had begrepen
(él/ella) hubo entendido hij/zij had begrepen
(nosotros/nosotras) hubimos entendido wij hadden begrepen
(vosotros/vosotras) hubisteis entendido jullie hadden begrepen
(ellos/ellas) hubieron entendido zij hadden begrepen

Subjuntivo futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) entendiere ik zou begrijpen
(tú) entendieres jij zou begrijpen
(él/ella) entendiere hij/zij zal begrijpen
(nosotros/nosotras) entendiéremos wij zullen begrijpen
(vosotros/vosotras) entendiereis jullie zullen begrijpen
(ellos/ellas) entendieren zij zullen begrijpen

Subjuntivo futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) hubiere entendido ik zal begrepen hebben
(tú) hubieres entendido jij zou hebben begrepen
(él/ella) hubiere entendido hij/zij zal begrepen hebben
(nosotros/nosotras) hubiéremos entendido wij zullen begrepen hebben
(vosotros/vosotras) hubiereis entendido jullie zouden hebben begrepen
(ellos/ellas) hubieren entendido zij hebben begrepen

Futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) entenderé ik zal begrijpen
(tú) entenderás jij zult begrijpen
(él/ella) entenderá hij/zij zal begrijpen
(nosotros/nosotras) entenderemos wij zullen begrijpen
(vosotros/vosotras) entenderéis jullie zullen begrijpen
(ellos/ellas) entenderán zij zullen begrijpen

Futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habré entendido ik zal begrepen hebben
(tú) habrás entendido jij zult begrepen hebben
(él/ella) habrá entendido hij/zij zal hebben begrepen
(nosotros/nosotras) habremos entendido wij zullen begrepen hebben
(vosotros/vosotras) habréis entendido jullie zullen begrepen hebben
(ellos/ellas) habrán entendido zij zullen begrepen hebben
Imperativo (Imperatief)

Imperativo 

Spaans Nederlands
¡Entiende! Begrijp!
¡Entienda! Begrijp het!
¡Entendamos! laten we begrijpen
¡Entended! Begrijpt!
¡Entiendan! Begrijp het!

Imperativo negativo 

Spaans Nederlands
No entiendas! jij begrijp niet!
No entienda! Hij/zij begrijpt niet!
No entendamos! Laten we niet begrijpen!
No entendáis! Begrijp niet!
No entiendan! Begrijpen niet!

Condicional simple 

Spaans Nederlands
(yo) entendería ik zou begrijpen
(tú) entenderías jij zou begrijpen
(él/ella) entendería hij/zij zou begrijpen
(nosotros/nosotras) entenderíamos wij zouden begrijpen
(vosotros/vosotras) entenderíais jullie zouden begrijpen
(ellos/ellas) entenderían zij zouden begrijpen

Condicional perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habría entendido ik zou begrepen hebben
(tú) habrías entendido jij zou begrepen hebben
(él/ella) habría entendido hij/zij zou hebben begrepen
(nosotros/nosotras) habríamos entendido wij zouden hebben begrepen
(vosotros/vosotras) habríais entendido jullie zouden hebben begrepen
(ellos/ellas) habrían entendido zij zouden begrepen hebben