Hablar (spreken) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Hablar - Vervoeging van spreken in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige, indicatieve tijd (Presente, indicativo).
Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Hablar (spreken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Pasiones pendientes (Wachten op passies)
Vervoeging van spreken in de tegenwoordige tijd
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) hablo | ik spreek |
(tú) hablas | jij spreekt |
(él/ella) habla | hij/zij spreekt |
(nosotros/nosotras) hablamos | wij spreken |
(vosotros/vosotras) habláis | jullie spreken |
(ellos/ellas) hablan | zij spreken |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Yo hablo para saludar a todos. | Ik spreek om iedereen te begroeten. |
¿Tú hablas cuando dices buenos días? | Jij spreekt wanneer jij goedemorgen zegt |
Ella habla con un tono amable. | Hij/zij spreekt met een vriendelijke toon. |
Nosotros hablamos antes de despedirnos. | Wij spreken voordat wij afscheid nemen. |
Vosotros habláis mucho en clase. | Jullie spreken veel in de klas. |
Ellos hablan rápido durante la charla. | zij spreken snel tijdens het gesprek |