Invitar (uitnodigen) - Futuro simple, indicativo (Toekomende tijd, aantonende wijs)

 Invitar (uitnodigen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Invitar - Vervoeging van uitnodigen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de toekomende tijd, indicatief. (Futuro simple, indicativo).

Futuro simple, indicativo (Toekomende tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Invitar (uitnodigen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Oficina y reuniones (Kantoor en vergaderingen)

Vervoeging van uitnodigen in de onvoltooid toekomende tijd

Spaans Nederlands
(yo) invitaré ik zal uitnodigen
(tú) invitarás jij zult uitnodigen
(él/ella) invitará hij/zij zal uitnodigen
(nosotros/nosotras) invitaremos wij zullen uitnodigen
(vosotros/vosotras) invitaréis jullie zullen uitnodigen
(ellos/ellas) invitarán zij zullen uitnodigen

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Invitaré a mis amigos a tomar un café mañana. Ik zal mijn vrienden morgen uitnodigen voor een kop koffie.
Invitarás a jugar al parchís este fin de semana. Je zult dit weekend uitnodigen om parchís te spelen.
Invitará a todos a hacer una fiesta en casa. Hij zal iedereen uitnodigen voor een feestje thuis.
Invitaremos a jugar a las cartas después de cenar. We zullen na het avondeten uitnodigen om kaarten te spelen.
Invitaréis a los amigos a la sobremesa el sábado. Jullie zullen de vrienden uitnodigen voor de borrel op zaterdag.
Invitarán a salir con amigos al parque de atracciones. Ze zullen vrienden uitnodigen om naar het pretpark te gaan.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

invitarán, invitaré, invitaréis, invitar�, invitaremos, invitarás

1.
... a los amigos a la sobremesa el sábado.
(Jullie zullen de vrienden uitnodigen voor de borrel op zaterdag.)
2.
...? a todos a hacer una fiesta en casa.
(Hij zal iedereen uitnodigen voor een feestje thuis.)
3.
... a jugar al parchís este fin de semana.
(Je zult dit weekend uitnodigen om parchís te spelen.)
4.
... a salir con amigos al parque de atracciones.
(Ze zullen vrienden uitnodigen om naar het pretpark te gaan.)
5.
... a mis amigos a tomar un café mañana.
(Ik zal mijn vrienden morgen uitnodigen voor een kop koffie.)
6.
... a jugar a las cartas después de cenar.
(We zullen na het avondeten uitnodigen om kaarten te spelen.)