A2.40: Kantoor en vergaderingen

Oficina y reuniones

Leer belangrijke Spaans voor kantoor en vergaderingen met focus op imperatieven, meningen uiten en zakelijke dialogen. Oefen met praktische voorbeelden en begrijp de verschilpunten tussen Spaans en Nederlands taalgebruik.

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (17)

 Notar (opmerken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Notar

Show

Opmerken Show

 Aceptar (accepteren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Aceptar

Show

Accepteren Show

 Imprimir (afdrukken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Imprimir

Show

Afdrukken Show

 Invitar (uitnodigen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Invitar

Show

Uitnodigen Show

 La impresora: De printer (Spaans)

La impresora

Show

De printer Show

 La reunión: De vergadering (Spaans)

La reunión

Show

De vergadering Show

 La cita: De afspraak (Spaans)

La cita

Show

De afspraak Show

 El uniforme: Het uniform (Spaans)

El uniforme

Show

Het uniform Show

 El despacho: Het kantoor (Spaans)

El despacho

Show

Het kantoor Show

 El negocio: De zaak (Spaans)

El negocio

Show

De zaak Show

 La empresa: Het bedrijf (Spaans)

La empresa

Show

Het bedrijf Show

 La sala de reuniones: De vergaderzaal (Spaans)

La sala de reuniones

Show

De vergaderzaal Show

 Tener una reunión: Een vergadering hebben (Spaans)

Tener una reunión

Show

Een vergadering hebben Show

 Hablar con clientes: Praten met klanten (Spaans)

Hablar con clientes

Show

Praten met klanten Show

 Dejar una nota: Een notitie achterlaten (Spaans)

Dejar una nota

Show

Een notitie achterlaten Show

 El asistente: de assistent (Spaans)

El asistente

Show

De assistent Show

 Hacer una presentación: Een presentatie geven (Spaans)

Hacer una presentación

Show

Een presentatie geven Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

El negocio


De zaak

2

Notar


Opmerken

3

Hacer una presentación


Een presentatie geven

4

La impresora


De printer

5

Invitar


Uitnodigen

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Mira, ______ la reunión con el cliente para discutir el proyecto.

(Kijk, ______ de vergadering met de klant om het project te bespreken.)

2. Oye, ______ los documentos antes de la presentación.

(Hé, ______ de documenten voordat je de presentatie geeft.)

3. Perdone, ¿puede ______ esta propuesta, por favor?

(Pardon, kunt u ______ dit voorstel accepteren, alstublieft?)

4. Mira, no ______ en desacuerdo sin comprender todos los detalles.

(Kijk, wees niet ______ het oneens zonder alle details te begrijpen.)

Oefening 4: Een belangrijke vergadering op kantoor

Instructie:

Esta mañana, el jefe y yo (Estar - Presente) en la sala de reuniones para preparar la presentación. Oye, (Aceptar - Imperativo) esta propuesta porque es buena para el negocio. Nosotros (Poder - Presente) hacer la presentación juntos y luego charlar con los clientes. Perdone, ¿ (Estar - Presente) libre el despacho para la próxima reunión? Si (Poder - Presente) , por favor, imprime las hojas para todos. Mira, yo (Dejar - Presente) una nota con las instrucciones para el asistente antes de irme.


Vanmorgen zijn de baas en ik zijn in de vergaderruimte om de presentatie voor te bereiden. Hé, accepteer dit voorstel omdat het goed is voor de zaak. Wij kunnen samen de presentatie doen en daarna met de klanten praten. Pardon, is het kantoor vrij voor de volgende vergadering? Als je kunt, print dan alsjeblieft de bladen voor iedereen. Kijk, ik laat een briefje achter met de instructies voor de assistent voordat ik vertrek.

Werkwoordschema's

Estar - Zijn

Presente

  • Yo estoy
  • Tú estás
  • Él/Ella/Usted está
  • Nosotros/Nosotras estamos
  • Vosotros/Vosotras estáis
  • Ellos/Ellas/Ustedes están

Aceptar - Accepteren

Imperativo

  • (tú) acepta
  • (usted) acepte
  • (nosotros) aceptemos
  • (vosotros) aceptad
  • (ustedes) acepten

Poder - Kunnen

Presente

  • Yo puedo
  • Tú puedes
  • Él/Ella/Usted puede
  • Nosotros/Nosotras podemos
  • Vosotros/Vosotras podéis
  • Ellos/Ellas/Ustedes pueden

Dejar - Laten

Presente

  • Yo dejo
  • Tú dejas
  • Él/Ella/Usted deja
  • Nosotros/Nosotras dejamos
  • Vosotros/Vosotras dejáis
  • Ellos/Ellas/Ustedes dejan

Oefening 5: Los imperativos: Mira, Oye, ¿Diga?

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De imperatieven: Mira, Oye, ¿Diga?

Toon vertaling Toon antwoorden

Perdone, Mira, Diga, Oye, Perdona

1. Excusa informal:
..., el cliente está esperando fuera.
(Sorry, de klant wacht buiten.)
2. Introducir opinión:
..., el uniforme está listo ya.
(Kijk, het uniform is al klaar.)
3. Iniciar conversación informal:
..., creo que olvidaste invitar al cliente
(Hé, ik denk dat je de klant bent vergeten uit te nodigen)
4. Contestar al teléfono:
¿...? Estoy en el despacho ahora.
(Hallo? Ik ben nu op kantoor.)
5. Avisar informalmente:
..., la sala de reuniones está ocupada.
(Hé, de vergaderruimte is bezet.)
6. Contestar al teléfono:
¿...? Llamo para confirmar la reunión.
(Hallo? Ik bel om de afspraak te bevestigen.)
7. Pedir permiso formal:
..., la impresora no funciona bien.
(Sorry, de printer werkt niet goed.)
8. Llamar la atención:
..., la cita es hoy, no mañana.
(Kijk, de afspraak is vandaag, niet morgen.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A2.40.3 Gramática

Los imperativos: Mira, Oye, ¿Diga?

De imperatieven: Mira, Oye, ¿Diga?


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Estar zijn

Imperativo

Spaans Nederlands
No tiene forma jij bent geen vorm
¡Está! hij is/zijn
¡Esté! wij zijn
¡Estemos! jullie zijn
¡Estad! zij zijn

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Aceptar accepteren

Imperativo

Spaans Nederlands
No aplica Niet van toepassing
¡Acepta! jij accepteer
¡Acepte! Accepteer!
¡Aceptemos! Laten we accepteren!
¡Aceptad! jullie accepteren

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Poder kunnen

Imperativo

Spaans Nederlands
No existe jij kunt
¡Puedes! jij kunt
¡Pueda! hij/zij kan
¡Podamos! Laten we kunnen
¡Poded! jullie kunnen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Overzicht van de les: Kantoor en vergaderingen

In deze les duiken we in het dagelijkse taalgebruik dat je nodig hebt tijdens vergaderingen en kantoorcontacten in het Spaans. We behandelen belangrijke uitdrukkingen voor het geven van meningen, het accepteren of afwijzen van voorstellen, en het soepel laten verlopen van zakelijke gesprekken.

De kerninhoud

  • Imperatieven: commandovormen zoals Mira, Oye en Diga, die gebruikt worden om aandacht te trekken of beleefd iets te vragen.
  • Dialogen voor verschillende situaties: gesprekken tijdens teamvergaderingen, het bespreken van rapporten en het plannen van presentaties.
  • Werkwoord vervoegingen: focus op de tegenwoordige tijd en de gebiedende wijs (imperatief), cruciaal voor directe communicatie.
  • Praktijkvoorbeeld: een korte verhaaltje over een belangrijke vergadering waarbij de geleerde taal wordt toegepast.

Belangrijke woorden en uitdrukkingen

Enkele voorbeelden van nuttige woorden en uitdrukkingen die je leert:

  • Mira, creo que el proyecto necesita más tiempo. (Kijk, ik denk dat het project meer tijd nodig heeft.)
  • Oye, ¿y si pedimos ayuda a otro departamento? (Hé, wat als we hulp vragen aan een andere afdeling?)
  • Perdone, ¿puedo decir algo? (Pardon, mag ik iets zeggen?)
  • Diga, ¿qué piensas del nuevo plan? (Zegt u, wat vindt u van het nieuwe plan?)

Grammaticale tips en verschillen met het Nederlands

In het Spaans worden de imperatieven vaak directer gebruikt dan in het Nederlands, waar je soms meer beleefdheidsvormen gebruikt om bevelen te verzachten. Woorden als Mira en Oye trekken direct de aandacht voordat het hoofdwoord of de hoofdzin volgt, wat in het Nederlands minder gebruikelijk is.

Daarnaast kent het Spaans verschillende vormen van de beleefde imperatief (zoals Perdone, Diga), die in het Nederlands vaak vertaald worden naar beleefde verzoeken met modaliteiten zoals "mag ik vragen" of "zou u kunnen".

Gebruik in gesprek vaak de uitdrukking "Estoy de acuerdo" (Ik ben het eens) of "No creo que" (Ik geloof niet dat) om je mening beleefd te geven.
Tot slot, het Spaans heeft duidelijke vervoegingsvormen voor elk onderwerp, terwijl het Nederlands vaak zou volstaan met infinitief of dezelfde werkwoordvorm voor meerdere personen.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏