Oler (ruiken) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Oler - Vervoeging van Ruiken in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige, indicatieve tijd (Presente, indicativo).
Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Oler (ruiken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Sentidos y percepción (Zintuigen en waarnemen)
Vervoeging van ruiken in de tegenwoordige tijd
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) huelo | ik ruik |
(tú) hueles | jij ruikt |
(él/ella) huele | hij/zij ruikt |
(nosotros/nosotras) olemos | wij ruiken |
(vosotros/vosotras) oléis | jullie ruiken |
(ellos/ellas) huelen | zij ruiken |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Yo huelo el olor dulce de la fruta. | Ik ruik de zoete geur van het fruit. |
Tú hueles el olor fétido en la cocina. | Jij ruikt de vieze geur in de keuken. |
Ella huele el aroma suave de la rosa. | Zij ruikt de zachte geur van de roos. |
Nosotros olemos el café claro por la mañana. | Wij ruiken 's ochtends natuurlijk de koffie. |
Vosotros oléis el ruido y el silencio afuera. | Jullie ruiken het geluid en de stilte buiten. |
Ellos huelen la comida salada y amarga. | Zij ruiken het zoute en bittere eten. |