Leerás a describir y comparar sabores, olores y sonidos usando adjetivos como "amargo" y "suave", y construcciones comparativas como "más... que" para expresar diferencias y similitudes.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
A1.26.1 Lectura
Spa Natural Valencia – ¡Relájate con los 5 Sentidos!
Spa Natural Valencia – Ontspan met je 5 zintuigen!
Woordenschat (15) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Classificeer deze woorden in twee categorieën op basis van of ze te maken hebben met smaken of met geluiden en geuren om hun betekenis te oefenen.
Sabores
Sonidos y olores
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
La voz
De stem
2
Ácido
Zuur
3
Oír
Horen
4
Fétido
Steil
5
El olor
De geur
Ejercicio 5: Gespreksoefening
Instrucción:
- Beschrijf het tegenovergestelde in de afbeeldingen met vergelijkingen (meer dan, evenveel als, minder dan). (Beschrijf de tegenstelling in de afbeeldingen met vergelijkingen (meer dan, zo ... als, minder dan).)
- Vraag aan de persoon die naast je zit of ze de voorkeur geven aan zoet of zout eten, zoete of bittere drankjes,... (Vraag aan de persoon die naast je zit of ze de voorkeur geven aan zoet of zout eten, zoete of bittere dranken,...)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
El café es más amargo que el té. Koffie is bitterder dan thee. |
Una manzana es más dura que un plátano. Een appel is harder dan een banaan. |
Las flores huelen mejor que los calcetines. Bloemen ruiken beter dan sokken. |
La comida salada sabe tan bien como la comida dulce. Zout voedsel smaakt net zo goed als zoet voedsel. |
¿Prefieres el olor del café o del té? Heb je liever de geur van koffie of thee? |
Prefiero el aroma amargo del café. Ik geef de voorkeur aan de bittere geur van koffie. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Cuando entro en la cocina, siempre ___ el aroma del café.
(Wanneer ik de keuken binnenkom, ___ ik altijd het aroma van koffie.)2. En esta oficina, ___ constantemente el ruido de las teclas.
(Op dit kantoor ___ ik constant het geluid van de toetsen.)3. La naranja ___ más ácida que la manzana.
(De sinaasappel ___ zuurder dan de appel.)4. Este queso ___ peor que el otro que compré ayer.
(Deze kaas ___ slechter dan die andere die ik gisteren heb gekocht.)Oefening 8: Een dag op de markt
Instructie:
Werkwoordschema's
Oler - Ruiken
Presente
- yo huelo
- tú hueles
- él/ella/Ud. huele
- nosotros/nosotras olemos
- vosotros/vosotras oléis
- ellos/ellas/Uds. huelen
Oír - Horen
Presente
- yo oigo
- tú oyes
- él/ella/Ud. oye
- nosotros/nosotras oímos
- vosotros/vosotras oís
- ellos/ellas/Uds. oyen
Ser - Zijn
Presente
- yo soy
- tú eres
- él/ella/Ud. es
- nosotros/nosotras somos
- vosotros/vosotras sois
- ellos/ellas/Uds. son
Estar - Zijn
Presente
- yo estoy
- tú estás
- él/ella/Ud. está
- nosotros/nosotras estamos
- vosotros/vosotras estáis
- ellos/ellas/Uds. están
Oefening 9: Los adjetivos comparativos: "Más + adjetivo + que," ...
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Vergelijkende bijvoeglijke naamwoorden: "Más + adjetivo + que," ...
Toon vertaling Toon antwoordenmás, tan, menos
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.26.2 Gramática
Los adjetivos comparativos: "Más + adjetivo + que," ...
Vergelijkende bijvoeglijke naamwoorden: "Más + adjetivo + que," ...
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Oler ruiken Delen Gekopieerd!
Presente
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) huelo | ik ruik |
(tú) hueles | jij ruikt |
(él/ella) huele | hij/zij ruikt |
(nosotros/nosotras) olemos | wij ruiken |
(vosotros/vosotras) oléis | jullie ruiken |
(ellos/ellas) huelen | zij ruiken |
Oír horen Delen Gekopieerd!
Presente
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) oigo | ik hoor |
(tú) oyes | jij hoort |
(él/ella) oye | hij/zij hoort |
(nosotros/nosotras) oímos | wij horen |
(vosotros/vosotras) oís | jullie horen |
(ellos/ellas) oyen | zij horen |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Zintuigen en waarneming
In deze les leer je hoe je in het Spaans beschrijvingen geeft en vergelijkingen maakt over wat je hoort, ruikt en proeft. Hierbij komt het gebruik van adjectieven in vergelijkingen aan bod, zoals "más + adjectief + que" (meer ... dan), "menos + adjectief + que" (minder ... dan) en "tan + adjectief + como" (zo ... als).
Voorbeelden van vergelijkingen
- Este café es más amargo que el té. (Deze koffie is bitterder dan de thee.)
- La música en esta sala es menos fuerte que en la calle. (De muziek in deze zaal is minder hard dan op straat.)
- La voz de Ana es tan clara como la de su hermana. (Ana's stem is net zo helder als die van haar zus.)
Belangrijke woorden en uitdrukkingen
Rondom zintuiglijke waarnemingen leer je woorden die verwijzen naar smaken en geuren, zoals:
- Smaakwoorden: amargo (bitter), dulce (zoet), salado (zout), ácido (zuur)
- Geluid en geur: el olor (de geur), el ruido (het geluid), el silencio (de stilte), oler (ruiken)
Handige werkwoorden
Je oefent ook met de tegenwoordige tijd van werkwoorden die met zintuigen te maken hebben:
- oler (ruiken): yo huelo, tú hueles, él/ella huele, nosotros olemos, vosotros oléis, ellos huelen
- oír (horen): yo oigo, tú oyes, él/ella oye, nosotros oímos, vosotros oís, ellos oyen
Verschillen tussen Nederlands en Spaans
In het Spaans zijn vergelijkingen met adjectieven logisch opgebouwd met más/menos/tan + adjectief + que/como. In het Nederlands gebruik je vergelijkbare constructies maar meestal met een bijvoeglijk naamwoord en 'dan' of 'als'. Een belangrijk verschil is dat je in het Spaans het werkwoord ser (zijn) gebruikt bij beschrijvingen van vaste eigenschappen (es ácido = is zuur), terwijl in het Nederlands soms een werkwoord als ‘proeven’ of ‘ruiken’ wordt toegevoegd voor zintuiglijke ervaringen.
Enkele nuttige Spaanse uitdrukkingen met hun Nederlandse equivalent:
- más dulce que – zoeter dan
- menos intenso que – minder intens dan
- tan claro como – zo helder als
- oler algo – iets ruiken
- oír el ruido – het geluid horen