Trabajar (werken) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Trabajar - Vervoeging van werken in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige, indicatieve tijd (Presente, indicativo).
Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Trabajar (werken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Profesiones y estudios (Beroepen en studies)
Vervoeging van werken in de tegenwoordige tijd
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) trabajo | ik werk |
(tú) trabajas | jij werkt |
(él/ella) trabaja | hij/zij werkt |
(nosotros/nosotras) trabajamos | wij werken |
(vosotros/vosotras) trabajáis | jullie werken |
(ellos/ellas) trabajan | zij werken |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Yo trabajo como profesor en la escuela. | Ik werk als leraar op school. |
¿Tú trabajas en un hospital o en una oficina? | Jij werkt in een ziekenhuis of in een kantoor |
Él trabaja con un médico muy conocido. | Hij werkt met een zeer bekende arts. |
Nosotros trabajamos y también estudiamos juntos. | Wij werken en studeren ook samen. |
Vosotros trabajáis mucho para el gerente. | Jullie werken veel voor de manager. |
Ellos trabajan como bomberos en la ciudad. | Zij werken als brandweerlieden in de stad. |