Viajar (reizen)

Viajar (reizen)

Leer het werkwoord "Reizen" te vervoegen in het Spaans: tegenwoordige tijd, indicatief

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Viajar (reizen)

Lesprogramma: Spaanse les - Transporte (Transport)

Vervoegen van viajar in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
(yo) viajo ik reis
(tú) viajas jij reist
(él/ella) viaja hij/zij reist
(nosotros/nosotras) viajamos wij reizen
(vosotros/vosotras) viajáis jullie reizen
(ellos/ellas) viajan zij reizen