Viajar (reizen) Delen Gekopieerd!
Leer het werkwoord "Reizen" te vervoegen in het Spaans: tegenwoordige tijd, indicatief
Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Viajar (reizen)
Lesprogramma: Spaanse les - Transporte (Transport)
Vervoegen van viajar in de tegenwoordige tijd
| Spaans | Nederlands |
|---|---|
| (yo) viajo | ik reis |
| (tú) viajas | jij reist |
| (él/ella) viaja | hij/zij reist |
| (nosotros/nosotras) viajamos | wij reizen |
| (vosotros/vosotras) viajáis | jullie reizen |
| (ellos/ellas) viajan | zij reizen |